De Bondsrepubliek Duitsland heeft een grondgebied van 357.022 km² en grenst in het noorden aan de Oostzee, de Noordzee en Denemarken, in het oosten aan Polen en Tsjechië, in het zuiden aan Oostenrijk en Zwitserland en in het westen aan Frankrijk, Luxemburg, België en Nederland. Duitsland heeft met 81.100.000 inwoners de grootste bevolking van alle landen in de Europese Unie. De hoofdstad en grootste stad van het land is Berlijn.

De Duitse natiestaat ontstond in 1867 met de oprichting van de Noord-Duitse Bond. In 1870/71 traden enkele Zuid-Duitse staten toe. De huidige naam van de staat, Bondsrepubliek Duitsland, dateert van 1949. Sinds 1 januari 1957 maakte ook het Saarland (weer) deel uit van Duitsland, en in 1990 kwam de Duitse hereniging tot stand. In dat jaar traden de zes Oost-Duitse deelstaten toe tot de Bondsrepubliek.

De Bondsrepubliek Duitsland is een federatie van zestien deelstaten, in het Duits Bundesländer of Länder geheten. Het is een federale republiek en een belangrijk lid van de economische, politieke en militaire organisaties in Europa en de wereld. Het land is onder andere lid van de Europese Unie en de eurozone, de VN, de NAVO en de G8.

Duitsland.1

 

 

Geografie

 

Het land kan in drie belangrijke geografische gebieden worden verdeeld: de Duitse Laagvlakte in het noorden, de centrale Duitse middengebergten, en in het zuiden, de Alpen. Het klimaat is gematigd, al is er wel aanzienlijke variatie. Bijna 2/3de van de bossen van het land bestaat uit naaldbomen, de rest is hoofdzakelijk beukenbos.

Duitsland heeft tamelijk weinig bodemschatten. De landbouwgrond is meestal erg vruchtbaar.

 

Noord-Duitsland

Bij het noorden telt men naast Hamburg en Bremen, die eigen deelstaten zijn, ook de deelstaten Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein en vaak ook het voormalig Oost-Duitse Mecklenburg-Voor-Pommern. Het Noorden ligt aan Noord- en Oostzee en wordt onder meer door de rivieren Eems, Weser, Elbe en de Oder doorstroomd. Het land is plat en vrij dun bevolkt. De grootste stad is Hamburg met 1,7 miljoen inwoners; het is ook een belangrijk industrieel centrum en heeft een belangrijke haven. In mindere mate geldt hetzelfde voor Bremen en Kiel.

Het noorden is zwaar gecultiveerd, ondanks de slechte grond. De gewassen uit deze streek zijn onder andere tarwe, rogge, gerst, haver, aardappels en suikerbieten.

In het algemeen is het noorden van Duitsland, op het oosten na, het economisch zwakste deel van Duitsland.

 

West-Duitsland

Noordrijn-Westfalen dat aan Nederland en België grenst, is de deelstaat met de meeste inwoners (18 miljoen) en wordt meestal als het westen van Duitsland aangeduid. Verder kan men ook Rijnland-Palts, Hessen en het kleine Saarland bij het westen tellen. De grootste stad is Keulen (Köln) met circa 1 miljoen inwoners, belangrijk is ook de NRW-hoofdstad Düsseldorf met zijn grote luchthaven en natuurlijk het Ruhrgebied met in totaal meer dan vijf miljoen inwoners. Al deze steden liggen in NRW, noemenswaard zijn verder ook de Rijnland-Paltse hoofdstad Mainz en vooral Frankfurt am Main in Hessen.

West-Duitsland is grotendeels een heuvelachtig gebied met de Rijn en de Moezel als hoofdrivieren. De Rijn stroomt tussen Bingen en Bonn door een steile kloof. Dit gedeelte van de Rijnvallei is beroemd om zijn mooie landschap, wijngaarden en kastelen. Langs de noordelijke rand van de Rijnvallei liggen de industriële gebieden van Duitsland, waaronder het Ruhrgebied, dat wél door grote werkloosheid wordt geteisterd. De zuidelijke sectie van het Rijnland, dat de Eifel en Hunsrück en Hunsrück-bergen bevat, is grotendeels landbouwgrond en heeft beroemde wijngaarden, vooral in de vallei van de Moezel.

 

Oost-Duitsland

Vóór 1945 begreep men onder Oost-Duitsland vooral het oude Pruisen ten oosten van de rivier de Elbe. Daarna was het begrip eerst voorbehouden aan de verloren Ostgebiete (die nu grotendeels in Polen liggen). Nu bedoelt men er het grondgebied van de voormalige DDR, dus de deelstaten Brandenburg, Saksen, Saksen-Anhalt, Thüringen en het onder Noord-Duitsland al vermelde Mecklenburg-Voor-Pommern mee. De deelstaat en Duitse hoofdstad Berlijn omvat met zijn westerse helft ook een gebied dat tussen 1945 en 1990 nauw met de Bondsrepubliek was verbonden. Berlijn met zijn nu 3,4 miljoen inwoners ligt trouwens maar 60 kilometer van de Poolse grens.

In het zuiden zijn de industriële centra gevestigd dicht bij de Elbe-rivier en zijn zijrivieren. De belangrijkste steden zijn hier Leipzig, Dresden, Chemnitz, Halle en Erfurt.

 

Zuid-Duitsland

Duitsland.2In het zuiden liggen de twee grote deelstaten Beieren en Baden-Wurttemberg. München, de Beierse hoofdstad, is de grootste stad in het zuiden met 1,3 miljoen inwoners en een belangrijk economisch en cultureel centrum. Stuttgart is de hoofdstad van Baden-Württemberg. In het algemeen is het zuiden het rijkste gedeelte van Duitsland.

Door het zuiden stromen de rivieren de Donau, Iller, Isar, Lech, Neckar en de Main. Het hoogste punt is de Zugspitse (2963 m) (foto) in de Beierse Alpen. Verder bestaat het gebied uit plateaus en beboste bergen, bijvoorbeeld het Zwarte Woud, de hooglanden van Zwaben en het Bohemer Woud. Het gebied rondom het Bodenmeer is een populair toeristengebied. De belangrijkste landbouwproducten van het gebied zijn fruit, tarwe, gerst en zuivelprodukten.

 

Klimaat

Noord- en Midden-Duitsland kennen zachte zomers en frisse, vochtige winters. In het zuiden en de bergketens zoals het Harzgebergte, het Zwarte Woud en Beieren zijn de zomers veel warmer, de winters veel kouder en valt er veel sneeuw.

 

Geschiedenis

Vóór de natiestaatDuitsland.3

Terwijl in andere streken van West-Europa enkele gecentraliseerde staten ontstonden, zoals Engeland, Frankrijk of Spanje, bleef het Heilige Roomse Rijk ('van de Duitse natie') in de middeleeuwen en daarna een soort confederatie (statenbond). De Duitse keizer had betrekkelijk weinig macht, en de modernisering in de vroege moderne tijd gebeurde op het niveau van enkele landen. Vele streken liepen wat betreft ontwikkeling achter ten opzichte van elders. De keizer werd gekozen door de vorsten van sommige landen, de keurvorsten. Vanaf de 15de eeuw kwamen alle keizers uit de Habsburg dynastie, die toen Oostenrijk regeerde. Naast Oostenrijk en Beieren in het Zuiden werd later ook Pruisen een van de belangrijkste Duitse staten.

In het tijdperk van de Franse revolutie en Napoleon (1789-1815) veranderde Duitsland ingrijpend, onder meer door het verkleinen van het aantal Duitse staten van ruim 350 naar enkele tientallen. Vooral in het Zuiden werden enkele middelgrote staten gevormd. Een groot deel van West- en Noord-Duitsland werd door Frankrijk geannexeerd, een ander maakte deel uit van de Rijnbond, feitelijk een Franse satellietstaat.

Na 1815 vormden de meeste Duitstalige (maar ook niet-Duitstalige) gebieden de Duitse Bond, die net als het oude Rijk geen bondsstaat maar een statenbond was. Het voornaamste orgaan was de Bondsvergadering (ook Bondsdag genoemd), een congres van afgevaardigden van de enkele vorsten.

In maart 1848, na een nieuwe revolutie in Frankrijk, ontstonden onrusten in Duitsland. Bang voor een gewelddadige revolutie beloofden vele Duitse vorsten grondwetten en gekozen parlementen (voor zover die nog niet bestonden). Voor het eerst kozen de Duitsers een nationale vergadering. Ze kwam in Frankfurt bij elkaar en moest Duitsland een nationale grondwet geven. De oude machten konden het roer wel keren en de revolutie in 1849 onderdrukken; de Pruisische koning nam de keizerskroon uit handen van de revolutionairen niet aan. Vele verworvenheden in de enkele staten werden teruggedraaid.

 

Oprichting en ontwikkeling van de natiestaat

De Duitse Bond werd hersteld, maar in 1858/59 kwam er weer beweging in de ontwikkeling naar een Duitse natiestaat. Het lukte de Pruisische minister-president Otto von Bismarck om in de jaren 1860 de Bond los te breken, een groot deel van de nationale beweging te winnen en met de (rechtse) liberalen samen te werken. Na de oorlog tegen Oostenrijk in 1866 richtte Pruisen met de Noord-Duitse staten in 1867 de Noord-Duitse Bond op.

 

Het Duitse Keizerrijk was een moderne federale rechtsstaat, met aristocratische én democratische elementen. Wetten kwamen tot stand door de toestemming van de Rijksdag, het gekozen nationaal parlement, en de Bondsraad, het orgaan van de vorsten. De Pruisische koning was de voorzitter van de Bondsraad met de titel Duitse keizer. De keizer stelde de rijkskanselier in, die de facto de regeringsleider was.

Tijdens het Keizerrijk vonden de hoogtijdagen van de industriële revolutie in Duitsland plaats. Rond 1900 was Duitsland één van de meest ontwikkelde landen en was het Duits na het Frans en het Engels één van de belangrijkste talen van de wereld. Het politieke stelsel bleef echter achter: de regering werd niet door het parlement bepaald.

 

Tijdperk der wereldoorlogen

De Europese grootmachten Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en Duitsland concurreerden om (politieke en militaire) macht en (economische en culturele) invloed op de aarde. Er ontstond een wapenwedloop; uit Duits perspectief spanden de andere grootmachten samen om Duitsland te isoleren. Groot-Brittannië ging een alliantie met Frankrijk aan. Om de oorzaken van WO I wordt nog steeds gestreden. In de crisis na de moord op de Oostenrijkse kroonprins, die tot de oorlog leidde, was het de houding van het toenmalige Duitsland dat een oorlog binnenkort sowieso te verwachten was en nu gunstiger moest uitkomen dan een paar jaar later.

De oorlog duurde vier jaar, doordat zowel Duitsland en de andere centrale machten alsook de geallieerden op een gunstig moment wachtten om een vredesvoorstel naar eigen voordeel te presenteren. Duitsland wilde in West- en Oost-Europa land heroveren, en de kans leek gunstig nadat begin 1918 Rusland was verslagen. In de loop van de zomer werd echter duidelijk dat nu de verse troepen uit Amerika het Europees strijdtoneel hadden bereikt. De Duitse militaire leiding liet de politiek in september weten dat een overwinning onmogelijk was.

Op 11 november 1918 moest Duitsland tegenover Frankrijk, het Britse Rijk en andere landen capituleren. De overwinnaars legden het land zware boetes op en namen niet alleen alle buitenlandse koloniën af maar ook tien procent van het eigen grondgebied moest worden afgestaan aan buurlanden, het meest aan Frankrijk (Elzas-Lotharingen) en het heropgerichte Polen (voornamelijk West-Pruisen en Posen).

 

In 1918/1919 werd Duitsland een republiek, Weimarrepubliek genaamd. De zware lasten die het land van buiten opgelegd waren, het niet goed werkende politieke systeem, de sociale onrust en de wereldwijde economische crisis maakten in 1933 de weg vrij voor de overname van het land door de nationaalsocialisten onder leiding van Adolf Hitler.Duitsland.4

De door het Derde Rijk begonnen WO II werd de grootste catastrofe in de Duitse geschiedenis en leidde in 1945 tot de totale bezetting van het land door de geallieerde Russische, Britse, Amerikaanse en Franse strijdkrachten. Vrijwel alle grote en middelgrote steden lagen in puin en de gehele industrie en infrastructuur was in de loop van de oorlog verwoest. De gebieden ten oosten van de Oder-Neissegrens werden aan Polen en de Sovjet-Unie toegewezen en de Duitse bevolking werd uit deze gebieden en de rest van Oost-Europa verdreven waarbij velen omkwamen. De overlevenden van deze in totaal ruim 15 miljoen mensen werden opgenomen in de rest van Duitsland.

 

Na WO II

Duitsland.5De geallieerde bezettingsmachten konden in de naoorlogse jaren niet tot overeenstemming komen om Duitsland als eenheid te besturen. Politiek raakte Duitsland in 1946 gesplitst door de gedwongen fusie van de sociaaldemocratische partij met de communistische KPD tot de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) in de Sovjet-zone. Ook over de noodzakelijke geldhervorming konden de bezettingsmachten niet tot overeenstemming komen. De invoering van de D-mark in de westelijke bezettingszones in 1948 werd door de Sovjet-Unie beantwoord met de Blokkade van Berlijn. In november 1948 splitste de Sovjet-Unie het bestuur van Berlijn en stelde een eigen magistraat in voor Oost-Berlijn.

Op 23 mei 1949 kwam in de westelijke bezettingszones de Bondsrepubliek Duitsland tot stand, een parlementaire democratie. De hoofdstad van de Bondsrepubliek werd Bonn. In de oostelijke bezettingszone van Duitsland richtten op 7 oktober 1949 de communisten met hulp van de Sovjet-bezetters een dictatuur op, Duitse Democratische Republiek (DDR) geheten. Al voor de oprichting van de DDR werd de Sovjet-zone door grensmaatregelen van het Westen afgesloten. De grens tussen West- en Oost-Berlijn bleef wel open. Nadat ongeveer 3 miljoen Duitsers vooral via Berlijn uit de DDR naar het Westen waren gevlucht, bouwde het Oost-Duitse regime in 1961 de Berlijnse Muur.Duitsland.6

Tijdens de jaren 50 voltrok zich in de Bondsrepubliek het zgn. Wirtschaftswunder waarbij de steden, de industrie en economische infrastructuur weer werd hersteld. Dat werd mogelijk gemaakt door het Marshallplan (zie hieronder) van de Verenigde Staten en de inspanningen van de Duitsers zelf. Met de Verdragen van Parijs (1955) werd de soevereiniteit van de Bondsrepubliek bekrachtigd en werd het toegestaan zich te herbewapenen en lid te worden van de NAVO, omdat de Bondsrepubliek onmisbaar was als westerse bondgenoot in de Koude Oorlog. De Bondsrepubliek was samen met de oude aartsvijand Frankrijk een van de initiatiefnemers van de ontwikkeling die tot de Europese Unie leidde. Wel werd Duitsland het economische zwaartepunt van Europa.

 

In 1989 viel het communisme in Oost-Europa, met als symbolisch hoogtepunt de val van de Muur op 9 november 1989. De opening van de grenzen tussen de twee Duitslanden leidde uiteindelijk tot de hereniging op 3 oktober 1990.

Het heeft de Bondsrepubliek Duitsland veel moeite gekost de twee delen van Duitsland ook in maatschappelijk en economisch opzicht te verenigen. Nog altijd maakt het voormalige Oosten in economisch opzicht een minder florissante ontwikkeling door dan het westen van Duitsland.

 

Marshallplan

Het Marshallplan was een omvangrijk materieel hulpplan, dat op initiatief van de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall drie jaar na WO II in werking trad.

Dit European Recovery Program (ERP) was gericht op de economische wederopbouw van de door de oorlog getroffen landen in Europa. Een belangrijke drijfveer van deze hulp was het vormen van een sterke buffer tegen de expansie van het communisme vanuit de Sovjet-Unie van Stalin. De betrekkingen tussen de VS en de USSR waren namelijk in snel tempo verslechterd. Het Marshallplan is dus vooral ook een propagandamiddel geweest.

Totstandkoming

Marshall deed het voorstel officieel op 5 juni 1947 in een toespraak aan de Harvard-Universiteit in Cambridge, US. Hij stelde daarbij de voorwaarde dat de deelnemende landen met een gemeenschappelijk Europees plan zouden komen.

Eind juni organiseerde de Britse minister van Buitenlandse Zaken in Parijs een drie-mogendhedenconferentie. De Russische minister Molotov verzette zich tegen het Marshall-plan dat hij beschouwde als een 'bedreiging voor de soevereiniteit van de kleine Europese landen.'

Op een conferentie in Parijs (juli 1947) waren zestien Europese landen vertegenwoordigd om het plan te bespreken. Spanje (dat onder Franco formeel neutraal was gebleven) en de Sovjet-Unie waren niet uitgenodigd. Diverse Oost-Europese landen die ook voor hulp en deelname in aanmerking kwamen, namen op last van Stalin niet deel aan de conferentie.

De West-Europese landen stelden in september 1947 samen een economisch herstelplan op dat vervolgens aan de Amerikaanse senaat werd overhandigd.

De hulp bestond tussen 1948 en 1952 concreet uit geld, goederen, grondstoffen en levensmiddelen. Voor veel mensen maakte deze hulp het verschil tussen leven en dood. Uiteindelijk bedroeg de Marshallhulp een totaalwaarde van 12,4 miljard dollar vanuit de VS. Hiervan kwam 1,5 miljard ten goede aan het verwoeste Duitsland, waardoor dit land de oude, waardeloos geworden Reicksmark op 20/21 juli 1948 kon vervangen door de Duitse Mark en de lege winkelschappen weer gevuld konden worden. Ook de andere landen die profiteerden van de Marshallhulp kregen hierdoor een belangrijke impuls voor de opbouw van hun industrieën en energievoorziening. 20% van de hulp was een lening, 80% was gift.

 

Bevolking

Duitsland heeft 81.147.265 (2013) inwoners waarvan circa 67 procent een religie heeft en 33 procent niet. Met bijna 31 procent (25,46 miljoen mensen) vormen de katholieken de grootste groep. Zij wonen hoofdzakelijk in het zuiden en het westen.

Sinds het begin van de jaren 70 van de 20ste eeuw zijn miljoenen gastarbeiders uit Joegoslavië, Griekenland, Turkije en Italië naar Duitsland gekomen om er te werken. Hieronder zijn er thans ongeveer 3,3 miljoen moslims, hoofdzakelijk Turken en Koerden. In totaal zijn er zeven miljoen buitenlanders, waarmee de bevolking in totaal uitkomt op 81,7 miljoen. 91,5% van de bevolking is Duits.

 

Politiek systeem

De Bondsrepubliek Duitsland is met haar grondwet van 23 mei 1949 een democratisch-parlementaire bondsstaat. De grondwet kan door een 2/3de meerderheid in Bondsdag en Bondsraad gewijzigd worden. Enkele artikelen, waarin de basisprincipes van de grondwet zoals de federale structuur van de staat, de democratische, sociale en rechtsprincipes van de staat, en de onschendbaarheid van de menselijke waarde van het individu, zijn van iedere wijziging uitgesloten.

 

Het Duitse parlement heet Bondsdag (Deutscher Bundestag) en wordt normaliter elke vier jaar door de volwassene Duitsers gekozen.

De Bondsdag vergadert in het historische gebouw van de Rijksdag in Berlijn. Er zijn minimaal 598 volksvertegenwoordigers, vanwege het kiessysteem zijn het meestal iets meer. De Bondsdag is het machtigste orgaan in het politieke stelsel: het stemt over wetten, het kiest de regeringsleider, de bondskanselier, gedeeltelijk de bondspresident en de bondsrechters, het controleert de regering en de geheime diensten en het beslist over volkenrechtelijke verdragen en over de militaire inzet van het leger.

De Duitse bondspresident (Bundespräsident der Bundesrepublik Deutschland) is het staatshoofd. Hij representeert de republiek. Verder tekent hij wetten en benoemt de regeringsleden. Hij heeft ook een minder belangrijke rol bij de verkiezing van een nieuwe regeringsleider, die echter in principe wordt gekozen door de Bondsdag. In de dagelijkse politiek is hij nauwelijks betrokken, maar hoe hij zijn ceremoniële functies vervult is aan hem zelf. Hoewel van hem wordt verwacht dat hij boven de partijen staat mag hij politieke opvattingen uitdrukken.

 

De bondspresident wordt elke vijf jaar verkozen, door een speciaal orgaan, de bondsvergadering, die enkel voor dit doel samenkomt. De bondsvergadering bestaat uit alle Bondsdagleden en een even groot aantal van vertegenwoordigers van de deelstaatparlementen. Een bondspresident kan aansluitend aan zijn eerste ambtsperiode één keer worden herkozen.

De bondsregering (Bundesregierung) bestaat uit de bondskanselier (Bundeskanzler) (Angela Merkel, zie foto) en de bondsministers. De bondskanselier wordt door de Bondsdag gekozen, de bondsministers door de bondskanselier. In de praktijk echter moet de bondskanselier aan de wensen van zijn partij en de coalitiepartijen voldoen, echt uitzoeken kan hij niet meer dan twee, drie ministers.

 

 Duitsland.7

Angela Merkel