Op 3 januari verloor Staf De Raet, clublid van het eerste uur, zijn strijd na een slepende ziekte.

Sinds 1981 was hij steeds trouw op post, tijdens onze zondagse ritten, tijdens activiteiten, tijdens teerfeesten, tijdens buitenlandse trips. Alles deed hij op zijn typische, rustige manier.

Hierbij enkele anecdotes......

IMG 0212

Beste Stavros, want zo noemde ik je altijd,

Veel te snel, veel te jong moeten de Pallietertrappers vandaag verplicht afscheid van u nemen. Van het prille begin in 1981 stond je mee aan de wieg van onze club. Samen met de Jul overtuigde Leo Sterckx (Leon van Sille) u om aan te sluiten. Eerst moest er natuurlijk nog ne veloo gekocht worden. Zonder zou moeilijk gaan.

Van in den beginnen was je iedere zondag trouw op post. Voor het binnengaan in het clublokaal bij Bertha en later in De Vaot, nog rustig een sigaretteke wegblazen en dan rustig een koffietje.
Ik zeg het… RUSTIG, zoals je altijd was.

Tijdens onze buitenlandse trip leerde ik je beter en beter kennen.
Uren fietsten we zij aan zij. Bergop lieten we de anderen rijden. Wij zorgden er achteraan voor dat de volgers Staf en Pauleke niet verloren reden en ook veilig boven geraakten.

Van onze eerste trip in en rond Alpe d’ Huez zijn mij de vele ‘gevechten’ onderweg bijgebleven. Bij ieder van de vele beklimmingen fietsten we samen met de Ludo, uw vaste slaapcompagnon, en Maurice met vieren minuten achter de groep aan. Onderweg hielden we vaak halt voor ne foto of voor ne granny-koek te verorberen. Eens boven zat de groep soms tot wel 40 minuten te wachten. Maar, eens de top in zicht was het altijd een sprint van jewelste. Klimmen deden we tegen 8 a 9 km per uur, maar sprinten… Da was iets anders, dan haalde we alles uit de kast. Soms was het wel tegen 14 of zelfs 15 km per uur…

Onderweg naar Rome, je was toen net in brugpensioen, moesten we de Alpen door en hadden we nog meer tijd om onderweg te babbelen. Toch probeerden we mekaar onderweg te pijnigen. Hier herinner ik me de klim naar Andermatt. Je reed die hele klim net 1 electriciteitspaal voor mij uit. Niet meer, niet minder. Hoe hard ik ook riep, hoe ik je ook smeekte om effe in te houden,… Niets hielp.
Halverwege aan het terras van ons hotel wachtte je me op, je bekeek me smalend, grinnikte en heel rustig zei je: “Naa had ik aa nogal ligge e..”
Ik kon geen pap meer zeggen, jij zocht je sigarettendoosje dat je steevast in je achterzak had zitten en blies een rookpluim de lucht in.

Aangekomen in Rome, tijdens de receptie bij de Belgische ambassadeur, was je bijna je halve trouwboek kwijt. De ontvangst, de hapjes, de drank maar zeker de locatie van de residentie was zo mooi dat ons Christianneke de ambassadeur vroeg of er voor haar geen werk was zodat ze kon blijven.

Gingen we naar het buitenland, dan was je altijd van de partij. Zo ook toen we ons eerste trainingskamp inlasten. “Gabicce Mare, here we come”. Onder begeleiding van de caribinieri trokken we met een groep van circa 300 fietsers van alle landen door de streek.
Er waren de vele klimmen die ons niet zo goed lagen. Maar er was ook het rotweer. Wind, regen, hagel tot zelfs smeltende sneeuw. Tijdens het klimmen konden we ons enigszins verwarmen, maar tijdens het dalen was het bibberen van de koude. Het was toen dat je me na aankomst in de garage onder het hotel iets vroeg wat ik nooit ofte nooit nog vergeet.

Door het bibberen van de kou was je tijdens het dalen bang je valse tanden te verliezen en stopte ze dan maar in je achterzak.
Ik kan je verzekeren een paar tanden uit de achterzak van een rennerstrui zoeken, dat blijft je bij…

San Sebastian was je laatste grote trip. Was ik volger van dienst, dan nog zochten we mekaar veel op. Tijdens de rit in de volgwagen en na de rit op het terras. “De batterie van maane vloo gaan nie lank genug mee,” was je excuus. Die fiets op de camion zetten was verdorie zwaar, maar ik deed het met plezier. Samen konden we dan onderweg stoppen voor een drankske op een plaatselijk terras. We hoopten dan alle twee dat de groep ons niet zou zien. Anders zouden ze misschien dan ook wel stoppen. Samen overschouwden we de troepen en vertelden mekaar wie er nog goed zat of wie er bijna door zat.
De Jaizkibel wilde en zou je op fietsen. De laatste kilometer was echter zwaar. Die batterie weet je wel. Uitgevallen halverwege de klim.
Je vertelde het me wel met een knipoog zodat ik tot op heden nog niet weet of het waarheid was of gelogen.
Ik zal het nooit te weten komen.

Stavros, bedankt voor de vele uren samen.
Bedankt voor het samen vechten tegen de kilometers, het samen vechten tegen de oplopende wegen, het samen vechten tegen den drank ’s avonds op het terras….

Stavros, het ga je goed hierboven.