ONDERWEG

We zeggen en schrijven 24 juli 1998

Na het succes van onze eerste ‘lange’ buitenlandse trip naar Lourdes van 1996, moest en zou er een vervolg komen. Deze keer zochten we het verder, richting Italië. Na 10 ritten zou de Italiaanse hoofdstad Rome onze eindbestemming zijn.

Op de vooravond van ons vertrek kregen we nog een catastrofe te verwerken. Op zondag 19 juli, amper 6 dagen voor ons vertrek en na een ploegenachtervolging op de piste, zeeg Frans Sterckx dood neer. Hartaderbreuk.

Teneinde de ploeg de gelegenheid te geven afscheid van hem te nemen, regelde Flora, zijn vrouw de begrafenis voor vrijdag. De eerste rit richting Florenville fietste de voltallige groep met een zwart lintje op de mouwen als aandenken aan onze betreurde collega.

Frans was een begenadigd fietser. Hij schopte het zelfs tot prof en -snel als hij was- won hij menige koers. Op latere leeftijd mocht hij nog 2 maal de wereldtrui dragen als wereldkampioen Masters, gehouden in Sankt Johann in Oostenrijk. Na het behalen van deze titels werd hij met fanfare en praalstoet door de club op passende wijze in de bloemetjes gezet.

Was het onderweg naar Lourdes al warm, heel warm, dan was het nu heet, hééééél heet. Soms wel tot 45 graden. De volgers van dienst waren zoals steeds Staf en Paul. Tot vervelens toe werden zij gevraagd, nee gedwongen, een drankstop te houden. Soms was het stoppen iedere 15 km.

Voor sommigen waren de afstanden of de zwaarte van de ritten geen probleem, maar wel het slapen. Op sommige kamers was het zaak eerst de slaap te vatten zodat je het snurken van uw slaapcollega niet hoorde.

Eén vrouw had ons al voor de start gewaarschuwd: “Den onze snurkt zalle. Da is echt nie te doen.” Maar,… wie gelooft nu een vrouw als het is om manlief zwart te maken??

Het was echter de waarheid, geheel de waarheid en niets anders dan de waarheid. We waren dan ook amper in de 3de rit of Staf VG zaliger kwam vragen om bij een apotheker onderweg neusstrips te kopen. Deze strips zouden niet alleen de hoeveelheid ingeademde zuurstof verhogen, maar tevens een afdoend middel tegen snurken te zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Hij plakte ’s avonds tot wel 3 strips op zijn neus…

De neusstrips bleken echter een verloren investering te zijn.

Tot enkele weken voor ons vertrek, was er een probleem een slaapplaats voor rit 7 te vinden. Deze rit vertrok aan de boorden van het Comomeer in de gelijknamige stad Como en zou eindigen na circa 170 km. Nergens iets in de buurt te bespeuren, in zoverre dat er getwijfeld werd om het resterende parcours te hertekenen en de geboekte hotels te annuleren.

Gelukkig deed een telefoontje van Maurice en Hilda van Kovera naar hun bevriende hoteluitbater Adriano van hotel Bellavista te Gabicce Mare wonderen. Hotel Salus te San Andrea dei Bagni bood zich aan. Zoals de naam al laat vermoeden, was het stadje gekend omwille van de vele natuurlijke baden. Een kuuroord à la Spa in België.

Daar aangekomen was het de meest luxueuze verblijfplaats die we tot dan al kregen voorgeschoteld. Wij herinneren ons nog levendig het rijkelijke avondmaal met o.a. de Parmaham die aan tafel werd afgesneden en geserveerd.

Dit was in Hulshout toen nog ongezien.

’s Anderendaags was de Dolomietendoortocht niet van de poes. In die mate dat we na 3 uur fietsen amper 51 kilometer hadden afgelegd. Het was constant klimmen, dalen, en terug klimmen. Onderweg passeerden we Pontremoli waar net een bruiloft gaande was. Vandaar ging het in dalende lijn naar de kust, recht de Middellandse Zee tegemoet. Eindelijk. De redding was nabij.

Even voor La Spezia nam de weg een bocht naar links. Aan het kustplaatsje Marinella de Sarsane bolden we bijna letterlijk de Middellandse Zee in. Vanaf hier was het de Via Aurelia, oftewel SS 1 volgen, altijd rechtdoor. De kust rechts van ons, de bergen links.

Was het aanvankelijk ‘lekker fietsen’ zoals de Hollanders zouden zeggen, dan werden de kilometers eentoniger en eentoniger. We moesten dan ook de volgende 3 ritten nog over één en dezelfde baan. Het was tot vervelens toe kilometers malen langs de boord van de weg, vlak langs de balustrade. De auto’s zoefden ons langs links voorbij. Iedereen in een lange rij achter elkaar aan. Verslapte de aandacht dan toch even en dreigde uw voorganger een beetje naar links uit te wijken, dan kwam er een luide “Rechts raajen!!!” uit de mond van ons aller Rik. Een andere raad die hij in de groep introduceerde was het eten van ‘smeijerkais’. Bevat veel zouten en is goed tegen de warmte, voegde hij er tot vervelens aan toe.

Tot op heden zijn dit uitdrukkingen die nog steeds veel gehoord zijn in de groep…

Was de eentonigheid één dan waren de warmte -zoals reeds aangehaald- en de afstand een ander probleem. In die mate dat een deelnemer in slaap viel bij de picknickstop. Gezeten op de dorpel van een electriciteitscabine zocht hij beschutting voor de zon, maar viel in slaap. Veiligheidshalve kroop hij de volgwagen in en sliep zijn roes (??) uit.

Later zou deze Pallietertrapper nog vele kilometers in de volgwagen doorbrengen…… We kunnen natuurlijk geen namen noemen…