We zeggen en schrijven maandag 3 augustus 1998.

De fietstrip richting Rome was zwaar. Er was niet alleen door de totaalafstand van 1643 km, maar tevens een de verzengende hitte onderweg. Enkelen ondervonden felle hinder van gezwollen en “gesprongen” lippen. Een tekort van vitaminen, vermoeidheid en de zon die dagelijks op onze lichamen priemde.

Rit 10 vertrok in Orbetello. Na circa 164 Km zouden we voet zetten in de Italiaanse hoofdstad.

Aan de boorden van Rome, er stonden toen circa 155 km op de teller, werd er halt gehouden. Een telefoontje was noodzakelijk. Een telefoontje? Naar WIE dan wel? Naar WAAR? WAAROM? En... WIE ging telefoneren?

Aan de andere kant van de lijn het secretariaat van de plaatselijke carabinieri, oftewel politie. Er werd over en weer gebrabbeld. Den eene in Italiaans, den andere in een taal die voor Italiaans zou moeten doorgaan. De 'SI's en de NO's vloegen in het rond. Tussendoor nog ne 'Grazie', 'Gruppo ciclisti' en terug SI.

Even verder -de meesten wistenniet waarom- stonden twee ‘zwaantjes’ ons op te wachten langs de kant van de weg. Binnen de seconde zat iedereen mooi achter elkaar, schoon in de rij. De carabinieri startten hun motor en reden naast, voor of achter de groep. What the fuck?? Verbaasde ogen gingen in het rond. Toen het stilaan doordrong dat de bereden politie er voor ons, en voor ons alleen, was, ging er een luide OEF door de groep afgepeigerde kereers.

Op ieder kruispunt, aan iedere rotonde klonk er een fluitconcert van jewelste. Via een bereidwillige secretaresse van de Belgische ambassade kregen we het zowaar voor mekaar om onder politiebegeleiding door de grootstad Rome te fietsen..

Al vlug bleek duidelijk dat 2 politiemensen onvoldoende was. We naderden stilaan het centrum van Rome en het verkeer werd drukker en drukker. Vanop de moto gingen de walkietalkies over en weer. Stelselmatig kwamen er extra motards van de politie uit de zijstraten en sloten bij de groep aan. Nergens hoefden we nog te stoppen. Als profrenners ging het richting centrum, doorheen verkeersvrije straten, langs toeristische monumenten zoals Piazza Navona, het monument van Vittorio Emanuele II (ook gekend als ‘het typmachine’), enz. De snelheid lag hoog. Zelfs in die mate dat de laatsten een fatsoenlijke inspanning moesten leveren om bij de groep te kunnen aansluiten. De ‘zwaantjes’ lachten in hun vuistje en deden er dan nog graag een schepje bij. De weg geplaveid met grote stenen of kasseien maakte het allemaal nog moeilijker om de snelheid te handhaven. Had er onderweg iemand ne platten tuub gehad, hij werd zeker en vast aan zijn lot over gelaten. In gestrekte draf ging het de binnenstad in. De eersten van de groep probeerden de bereden politie te volgen, maar dan reden de 'zwaantjes' ook sneller. Onderweg ging het klik-klik-klik langs de zijkant van de weg. De flitsen van de fototoestellen van de vele toeristen gingen op en af. Honderden foto's werden er voorzeker gemaakt. Onnodig te zeggen dat de Japanners de bovenhand haalden.

Na enkele kilometers ‘vrije snelheid’ hoorden we geroep en getier in de verte. De snelheid minderde en er werd eindelijk halt gehouden. Iedereen had het gehaald. We stonden zowaar op het Sint Pietersplein waar de nagereisde vrouwen ons luid roepend en zwaaiend welkom heetten. Armen werden rond de schouders geslagen, kussen werden uitgewisseld, handen geschud. De meesten kregen een krop in de keel. Het plein immens groot, de fietsen nietig klein...

Oef, iedereen had het gehaald. Rome hing aan de gordel !!

Iedereen feliciteerde iedereen (een vast ritueel op het einde van iedere trip). Sommigen draaiden hun hoofd en pinkten een traan weg. O.a. Staf, onze volger van vele oorlogen, kreeg het moeilijk. Ook voor hem was het geen pretje in de stad. “Had er iemand plat gereden, ik had niet gewacht. Ik reed door met den otto !!” Enkele Pallietertrappers vertrouwden me toe dat zij er ‘bijna aflagen’.

Van hier ging het via de ‘Spaanse Trappen en her Colosseum naar hotel Bled.

Moe maar voldaan werd er op de goede afloop stevig gedronken.

Het verblijf ter plaatse had echter nog enkele verrassingen in petto. Zo kregen we in de vooravond het heuglijke nieuws dat we “s anderendaags in de voormiddag op audiëntie bij de paus verwacht werden. Iedereen werd verwittigd en gevraagd tijdig klaar te zijn voor de bus naar het Vaticaan.

 

’s Morgens kregen we eerst echter nog een opdoffer te verwerken. Een inbraak in de volgwagen die voor het hotel, langs de kant van de weg, geparkeerd stond. Het slot was geforceerd. In de laadruimte waren er echter nog slechts enkele dekens om de fietsen te beschermen voor de terugrit, enkele reserve wielen en wat bedorven eten te vinden. Niets leek ontvreemd.

Eens in de audiëntieruimte aangekomen, bleek dat we net te laat waren om onze plaatsen op de voorste rijen in te nemen. Iedereen dan maar achteraan aanschuiven. De Poolse paus Karol Wojtyla, alias Johannes Paulus II, had voor iedere groep aanwezig een dankwoord klaar in de eigen landstaal. Toen hij ons welkom heette met de woorden: “De ‘Pallietertraaappers uut Belgien, Got zegene uu,” werd het teveel bij velen. Hier en daar vloeide een traan. Een traan van geluk maar ook nog van vermoeidheid.

 

Onze 2de dag in Rome volgde dan nog een receptie bij de heer Nothomb, de Belgische ambassadeur, een familielid van minister Nothomb. All in the family?

De locatie van deze receptie was het dakterras vlakbij het Forum Romanum, hét centrum van het oude Romeinse rijk. Centraler konden we dus niet zitten. Van hieruit hadden we een prachtig zicht op de 7 heuvels die Rome omringen. Er werd Hoegaarden, Stella, Palm en ook gin tonic geserveerd. Tussendoor werd er kwistig met Belgische snacks zoals o.a. Lotus speculoos en peperkoek rondgegaan.

Enkelen vroegen de ambassadeur zelfs om in Rome te blijven. Zij waren eventueel wel bereid een handje in het huishouden toe te steken.

 

Rome, een lange  en vermoeiende trip, maar een trip waar bij de deelnemers veel van blijven hangen is. Het was een onnavolgbare belevenis. In menig opzicht.