SANTIAGO DE COMPOSTELLA

Een bedevaart???

We zeggen en schrijven juli 2004.

Na onze maidentrip naar Lourdes, volgde Rome (1998), Praag (2000) en Barcelona (2002). Waarheen in 2004???

Voorstellen/steden passeerden de revue, maar de vaste deelnemers zagen het iets steviger, iets langer, iets spraakmakenders. Iemand kwam met Santiago op de pinnen.

Santiago??? Ligt dat niet in Peru, Zuid Amerika? Naar daar??

Maar nee mannekes, Santiago de Compostella, Noord Spanje, HET bedevaartsoord bij uitstek. Zo gezegd, zo gezegd.

Inlichtingen inwinnen, parcours bekijken, aantal dagen fietsen, afstand,… vragen alom. De mensen van het Genootschap van Santiago bood hulp. Zo zorgden voor een boel praktische zaken voor onderweg. Naslagwerken met parcoursen, lijst van hotels, toeristische informatie, maar voornamelijk een boel praktische weetjes, werden geraadpleegd.

Na uittekenen van de ritten kwamen we op een totale afstand van circa 2140 km, verspreid over 14 dagen fietsen. Dat zou en MOEST lukken.

Vanaf dan was het trainen, trainen voor de kilometers maar zeker en vast ook trainen om de ‘poep’ hard te maken voor de 14 dagen fietsen.

Inmiddels noteerden we 17 inschrijvingen, 17 moedigen.

Onze vaste begeleider, Staf van ons clublokaal De Vaart (nu De Vaot), zag het niet zitten om al die dagen met de camion te volgen en dus was het iedereen om beurt achter ‘t stuur. Een chauffeurslijst werd opgemaakt.

Op 21 juli (Nationale feestdag en dus ook dag van Schaal Marcel Indekeu in Hulshout) konden we eindelijk vertrekken. Volgwagen was in orde, schappen getimmerd en bevestigd, voorraad eten en water ingeladen. Nu de valiezen nog.

Rit 1, de langste, ging via Hoegaarden (fietsostrade op oude spoorweg), Namen Leuven, Dinant langs de Maas tot in Charleville Mezières; geplande afstand 184 km. Bij het buitenrijden van Rocroi, op weg naar Charleville, de weg ging prachtig glooiend omlaag, misten we echter een afslag. Dju. 9 extra kilometers….. en een extra klimmeke.

In Vézélay, stop van rit 3, warden we voor ’t eerst met de typische St. Jacobsschelp en kruis van Santiago geconfronteerd. Vézélay, één van de vaste stopplaatsen voor de bedevaarders die het vaste parcours vanuit België of Nederland volgen. Vooraleer Vézélay te bereiken moesten we een immens onweer trotseren. Donder en bliksem. Het water gutste langs de flanken van de heuvel waarop de stad gebouwd werd. Was dit een onheilsbode??

In Vézélay stonden dan al 501 km op de teller. Het was ook vanaf hier dat we de eerste bedevaarders, bepakt en bezakt, onderweg opmerkten. Voor hen nog ettelijke weken stappen.

In Cérilly, halte van rit 4, kregen we een likeurtje aangeboden door de patron, zelfgestookt van o.a. druivenbladeren. Het was zodanig lekker dat enkelen van bar naar restaurant en terug gingen. Voor hen hoefde geen wandeling in de deugddoende open lucht. Onnodig te zeggen dat het likeureke smaakte. Groot was de verbazing toen we merkten dat we (allez ‘ze’; want anders denken jullie nog dat ik er persoonlijk bij was) 3 flessen hadden gekraakt. De spraak werd vager en vager vanwege een dubbele tongval, anderen begonnen straffe taal uit te kramen. Als dat morgen maar goed komt???

’s Anderendaags was het niet te verbazen dat enkele meer tijd nodig hadden om zich te wassen en aan te kleden. Scheren hoefde zelfs niet. Zij nestelden zich HEEL rustig midden in de groep. Voor hen vandaag geen kopwerk. Zij hadden al genoeg met hun ‘kop-werk’.

Enkele jaren later was Cérilly aankomstplaats van een rit uit te de Tour de France. Enkelen herkenden maar al te goed het hotel, dito brasserie.

Onderweg naar Lalinde (rit 6) verloren we 3 Pallietertrappers. Na een plasstop ging de groep in een gezapig tempo verder tot ze links een supermarkt merkten en beslisten om inkopen te doen. Bij de plaspauze waren er echter nog 3 fietsers achter gebleven (AdB, JW en LC). Zij merkten de groep niet op en stoomden rechtdoor. Op zoek naar de volgwagen en hun strijdmakkers. Hoe zij ook om beurt op kop sleurden en zichzelf afbeulden, zij kwamen geen meter dichterbij. De groep was immers ECHTER i.p.v. voor hen. Zij wachtten hen geduldig op de parking van de supermarkt.

Het werd echter later en later en een eetstop drong zich op. Tafels, stoelen, eetwaren en drank werd vlug-vlug uit de volgwagen gekieperd. 2 pallietertrappers gingen dan met de volgwagen op zoek naar de 3 vermisten. Groot was onze blijdschap toen we ettelijke kilometers verder, hen aan de deur van een kapelletje zagen zitten. Wild zwaaiend met hun armen deden zij ons stoppen. Eens voor hen ook de nodige drank, brood, beleg en enkele blikjes fruit uit de volgwagen uitgeladen was, konden we terug naar de rest van de groep. Wat we wel vergaten,… mes, vork en blikopener….

De laatste kilometers richting Lalinde gingen in gestrekte draf. Een brede, rustige weg slingerde zich langs een riviertje lichtjes naar beneden. Het was net de vlucht naar Egypte. Het leek of iedereen was door een wesp gestoken. Het ging van 30, naar 32, 35 tot zelfs 38 km per uur. Iedereen mee. De groep was in orde.

Het was ook in Lalinde (prachtig gelegen in een bocht langs de rivier) dat FonsD het spijtige nieuws te horen kreeg dat zijn schoonbroer plotseling overleden was. Het was hier ook dat ‘nonkel Maurice’ van Heultje ons verraste door zijn aanwezigheid op het terras van het hotel. Ondertussen hadden de zonen van Fons al plannen gemaakt om papa met de auto in het zuiden van Frankrijk op te pikken. Aangezien Maurice echter op de terugweg naar huis was (na een bezoek aan Lourdes), was dit niet nodig en kon Fons met Maurice huiswaarts.

Het voorval legde toch wel een domper op de groep.

Een ander belangrijk iets op weg naar SdC zijn de stempels onderweg in het ‘boekje van SdC’. Als bewijs dat de bedevaarder, te voet, met de fiets of auto, het traject aflegde, moet er dagelijks een stempel in het boekje gezet worden. Het was dus ook zaak om iedere dag te stoppen aan een gemeentehuis, een post- of, politiekantoor. De chauffeur en begeleider kweten zich van deze taak zodat de fietsers verder kilometers konden afmalen. Sommige stempels, en dan zeker deze van plaatsen die op de ‘camino’ (= uitgestippelde route naar SdC), waren echte kunstwerken en speciaal voor deze gelegenheid ontworpen.

Rit 8, we zaten dan al in het diepe zuiden van Frankrijk aan de voet van de Pyreneeën, arriveerden we in St Jean Pied de Port. Het is hier dat enkele van de Caminos samen komen, duidelijk merkbaar aan de aanwezigheid van vele stappende bedevaarders. Het plaatsje is volledig omwald met talrijke kleine, pittoreske steegjes en charmante huizen. Een bezoek of stop zeker waard.

Bij het binnenrijden van St Jean PdP merkten we een grote fietsenzaak. Hier konden de enkele problemen aan de fietsen van sommigen opgelost worden (afgebroken pedaal, krakende fiets, vervanging versnellingskabel en spaken).

Wie zegt de voet van de Pyreneeën, denkt natuurlijk aan bergen en klimmen. Inderdaad, rit 9 ging van in de start omhoog. Het was klimmen tegen een gezapig tempo en al vlug spatte de groep uit mekaar. Het was tevens een wirwar van wegen zodat sommigen alleen op een top stonden en anderen op een andere top. Eens bergaf kwamen de verschillende wegen terug bij mekaar en vond iedereen iedereen terug.

Even verder trokken we ook de grens Frankrijk-Spanje over. Na onze trip naar Barcelona van voor 2 jaar dus terug in Spanje.

Inmiddels fietsten we meer dan een week, zaten we al een week in een bubbel, zonder ons te bekommeren om de buitenwereld, om wat er gebeurt rondom ons. Het is verbazend hoe zeer je in je eigen wereld begint te leven. Iets wat niet tot de groep en het leven eromheen aangaat, interesseert je op dat ogenblik volstrekt niet. Slecht weer in België, in Hulshout,… wel dan is het zo. Het enige wat enkelen (en dan nog maar enkelen) kon bekoren, was de aankomst van de rit in de Ronde van Frankrijk.

Het hotel in Burgos (rit 10) liet te wensen over. De kamers waren klein, te klein en het eten was weinig en ondermaats van kwaliteit. Bijbestellen leek niet te lukken. Het was zelfs zo dat na het eten de volgwagen geplunderd werd door verschillende leden van de groep.

Het was ook in Burgos dat wij onverwacht bezoek kregen van 2 bekenden van de club. Staf kocht net een mobilhome en samen met Maurice wilde hij alles wel s testen. Hoe kon dat beter dan onmiddellijk 1200 km te bollen en de groep op weg naar SdC een bezoekske te brengen? Niemand wist van hun bezoek af.

Eens de mobilhome geparkeerd, slenterden zij over de ramblas richting ‘plaza major’. Onderweg passeerden zij diverse, slenterende pallietertrappers. Zij knikten, de fietsers knikten nietsvermoedend terug zonder zich af te vragen wie dat dan wel was. Wie had hen daar dan ook verwacht??

Staf en Maurice klopten aan ons hotel aan en pas dan realiseerden enkelen dat het net die 2 waren die hen onderweg begroetten. Vertrekken met een mobilhome zonder alle knoppen te kennen, was misschien wel niet de cleverste zaak van de wereld. Het waterreservoir was dan wel volledig gevuld, toch vonden zij de knop niet en dus ook geen water onderweg. Gelukkig konden zij in het hotel douchen. Met vereende kracht werd er dan in de mobilhome gezocht naar de aanwezigheid en werkwijze van de verschillende toppekes.

’s Anderendaags slaagde we erin om na circa 13 km terug in Burgos te passeren. Een verkeerde afslag aan een rondpunt (en er zijn onderweg wel enkele te vinden) en we werden terug naar ons vertrekpunt gestuurd. Opeens langs rechts ons hotel terug en aan de linkerkant Staf en Maurice die de mobilhome startten en terug naar België trokken. Zij moedigden ons nog aan door te roepen: ‘Nog 2 rondes en dan ne sprint!’

De wegen in Spanje gingen rustig op en af, maar steeds rechtdoor. Zo fietsten we niet minder dan 62 km zonder één afslag, met alleen enkele ronde punten onderweg. We volgden de wandelroute naar SdC met tientallen stappers. Borden met een afgebeelde St Jacobsschelp langs de kant van de weg gaven het parcours aan. Enkele jaren geleden keurde het Europees Parlement een begroting goed om de verschillende trajecten uit te rusten met deze wegwijzers. Een prima initiatief. Zo fietsten we door en langs prachtige antieke dorpjes. Onderweg merkten we ook de vele refugios, kleine huizen van Spanjaarden waarin de pelegrinos (bedevaarders) tegen een geringe vergoeding kunnen overnachten. De bewoners zorgen dan voor het avondeten en ontbijt.

De weg werd desolater en desolater. Zo fietsten we recht Sahagun in (rit 11). Het leek net een plaats geplukt uit een cowboyfilm. Enkel de muziek van Ennio Morricone ontbrak. Waar kwamen we nu uit? Woont hier wel iemand? Zijn die huizen wel bewoond?

Bij het binnenrijden was er toch een beetje beweging. De kamers in het hotel waren ruim, de ontvangst hartelijk en… het eten verrukkelijk.

Eens de avond vorderde, kwam er meer en meer beweging. Waar waren al die mensen enkele uren geleden. Er bleek ook een trouwfeest in het hotel en dus mengden enkele Pallietertrappers zich onder de feestende menigte. Niemand keek raar op. Tegen 2 uur lang iedereen veilig en wel in bed.

Rit 12 was de koninginnenrit. Het ging immers naar Cruz de Ferro, het ijzeren kruis, gelegen boven op een heuvel. Het is hier dat de bedevaarders als boetedoening, een steen die ze van thuis meebrachten aan de voet van het ijzeren kruis gooien. Om de start van de klim aan te geven, staat er onderaan aan de rechterzijde een klein ijzeren kruis. Groot was mijn verbazing toen er 1 deelnemer hier al zijn steen gooide. “Helsen, ik lig er van thuis al mee te sleuren in mijnen achterzak. Het is genoeg geweest.” En weg was de steen.

Eens boven merkten we de immens hoge berg met stenen allerlei, beschreven en onbeschreven, grote en kleine.

Het parcours werd van hier heuvelachtiger. Op een bepaald ogenblik voelden we halverwege een heuvel een ontzettende hitte met een brandgeur op ons afkomen. Eens de top over, merkten we dat de achterzijde volledig afgebrand was. Het vuur was amper enkele dagen gedoofd, hier en daar nog een kleine rookpluim. De berg gaf een ongelooflijke hitte af. Gelukkig moesten we dalen. Klimmen had niet gelukt.

Even verder doken we Ponferrada binnen, onze slaapplaats. Tien jaar later zou hier het WK worden verreden. Met een late uitval klopte de Pool Kwiatkowski, Simon Gerrans en Alejandro Valverde.

De honderden bedevaarders die we op de wandelwegen zagen, verzekerden ons ervan dat we ons einddoel stilaan maar zeker naderden. Nog eene keer slapen en dan hing ook de scalp van SdC aan onze gordel.

Op weg naar Portomarin stelde Dre DB mij een vraag die mij tot mijn laatste dagen zal bijblijven: “Johny, wette gij da wij der morgen al zen?” “Watte? Morgen?” Zoals ik hierboven al aanhaalde, eens vertrokken zit je in een bubbel met enkel deze trip nog in je hoofd. De 13 dagen fietsen waren zowaar voorbij gevlogen. Het was dan ook met verbazing dat ik hem gelijk moest geven. Vanaf dat moment kwam bij ieder van de deelnemers het besef dat onze lange tocht er bijna op zat.

De laatste 106 km van het mooie Portomarin naar ons einddoel Santiago de Compostella moesten we een weg banen tussen de vele stappers. De wandel- en fietsweg kwamen hier bijeen. Het was hier dat Raymond ruim 50 km “Tingeling-tingeling” riep.

Bij de aankomst op het plein voor de basiliek viel iedereen iedereen in de armen. Onze tocht zat erop. Om de sponsors te plezieren, werd het nog een grote verkleedpartij op het plein. Foto’s met de 3 verschillende outfits werden gemaakt.

Bij aankomst stonden er precies 2131 km op de teller.

We sliepen in hotel Miro, een nieuw hotel op wandelafstand van de basiliek. Pas naast het hotel was een bar met in ’t groot STELLA ARTOIS aan de gevel. Onnodig te zeggen dat het bier hier rijkelijk vloeide, de valiezen in de volgwagen bleven, de kamersleutels op de balie bleven liggen en de eerste anekdotes werden bovengehaald. Wanneer wij ruim anderhalf uur later naar de volgwagen trokken, hoeft het dan ook niet te verbazen dat er een klein briefke onder de ruitenwisser stak. Parkeren was 15 minuten toegelaten. We moffelden het PV weg en deden of onze neus bloede en betaalden niets. Alleen hoopten we dat KOVERA geen keuken in Spanje moest gaan installeren. Misschien mochten ze dan de grens wel niet over.

Als aandenken steekt het PV nog altijd in mijn toerboek.