We zegge en schrijve 8 – 11 mei 1997
Aangezien de 10daagse-uithuizigheid ter gelegenheid van Hulshout-Lourdes van verleden jaar, bij sommige Pallietertrappers serieuze problemen opleverde (den duim moest er onderweg bij sommigen ontegensprekelijk op...), knoopte de club terug aan met de oude traditie en trok tijdens het O.H.Hemelvaart-weekend naar het buitenland.
De vroege datum (van 8 tot 11 mei) inspireerde enkelen om hardop te denken aan een vliegtuigreis richting Costa del Sol, Mallorca en/of Tenerife. Deze plannen werden verhinderd door enerzijds ‘den bruine die dat niet kon trekken’ en anderzijds was er de vaste coach, verzorger en sportdirecteur Stafke H --ook wel eens ‘De Witte’ genoemd-- die nog nooit heeft gevlogen en dat ook nu niet zinnens was. Dan maar korter bij huis gezocht... Normandie, Loire-vallei, Champagnestreek, Mont Ventoux, of nog dichter, de Eifel... Voor het geval het weer toch fatsoenlijke stokken in de wielen zou steken, kozen we Waxweiler op een slordige 200 km van Hulshout. De 4 dagelijkse tripkes van circa 120 km zouden kinderspel zijn en wat belangrijker was, in het Duits kunnen we onze plan trekken. Drie pinten bestellen is immers gemakkelijk: “Zwei bier und nog eins”.
De Eifel, gelegen ten zuidoosten van Limburg en ten oosten van Luik en Luxemburg, is een voortzetting van de Belgische Hoge Venen en dus een prachtig groen gebied zonder grote steden waar de mensen veelal in kleine dorpen en gehuchten wonen. De streek, waar amper 70 mensen per km2 wonen, is met kleine riviertjes en beken door-aderd. Kortom een natuurgebied ‘pur sang’.
Was het een voorbode omtrent het wel of niet slagen van de onderneming, wie zal het zeggen... Feit is dat reeds in de aanloop naar de vierdaagse één van deelnemers omwille van de verslechterende gezondheidstoestand van zijn vrouw verplicht was om de reis te annuleren. Langs deze weg bieden wij dan ook nogmaals ons meedeleven aan Staf Van Gemert aan....
Twaalf moedigen togen op donderdagmorgen 8 mei richting Duitsland. Onder hen de 8 leden die aan al de 5 voorgaande uitstappen (Alpe d’Huez, Wittlich, Vogezen, Jura en Lourdes) deelnamen (De Janus, Leo de loper, Grote Jhonny, ‘Loes’ Celen, de Willy van Heultje, Mauriske Verschooren, Staf van de Vaart en Johny van Jef-van-’t-Pastjorken), aangevuld met Staf helper-in-den-achtergrond, Kassier Jos (beiden slechts 1 trip ‘geratteerd’) en de nieuwelingen Frans Sterckx en Rudy Meerbergen. Iedereen was natuurlijk wreed benieuwd wat deze ‘vesse manne’ zoal in ‘t lijf zouden hebben.
In navolging op den aftocht van den Duits in 1945, vertrokken die 8ste mei dus 12 Belgen op bezoek bij waarschijnlijk de zonen en/of dochters van die-en Duits van toen. Het vertrek gebeurde in regen, hagel en bijtende kou. Onderweg werd er op een of andere Ardennen-col noodgedwongen een plasstop ingelast. Met een temperatuur van amper enkele graden boven nul waren er slechts enkele moedigen die hun water dierven afgieten. Anderen, bij wie het water ook tot in de ogen stond, wachtten wel tot in het hotel. Hopelijk was het niet ver meer.
Frau Irsch van hotel “Am Schwimmbad” in Waxweiler (gelegen beschut in het dal van de Prüm met circa 1200 inwoners) vergastte ons bij aankomst op een heerlijke zjat koffie (en voor sommigen op enkele toiletten). De koffie was warm, meer eisen werden er op dit ogenblik niet gesteld. Hoezeer we ook rondliepen in het hotel en of we nu door de ramen langs de oost-, west-, noord- of zuidzijde keken,.. overal hing regen in de lucht. Iedereen begon na te kijken welke warme kledij hij bijhad. Het hoeft natuurlijk niet gezegd dat het enthousiasme voor de start van de eerste rit ver te zoeken was. De enkelen die toch vol goeie wil zaten, werden door de overigen in de ‘Bier-Stube’ gehouden. Ondertussen werden de kamers verdeeld en de fietsen --toch maar- uitgeladen.
Rit 4 uit het tourboek was met haar 74 km de kortste en dus een prima ‘opwarmer’. Aangezien niemand in zijn kaarten wilde laten kijken, durfde er dus ook niemand het heft in de spreekwoordelijke handen nemen en vertrok de groep onder het commando van de mannen die gewoonlijk ver in de achtergrond een felle strijd leveren, te weten Staf en Johny. Zij hielden er een strak tempo op na dat iedereen wel gemakkelijk zou aankunnen. Verbazing alom toen reeds na enkele vlakke kilometers een luide “STTTOOOOPPP !!!!” uit de achtergrond kwam. Materiaalpech ? Problemen met de volgwagen ? Problemen met de begeleider, onze Maurice (er moet toch iemand zorgen voor de film en voor de foto’s was zijn excuus) ? Er waren amper 6 km afgelegde tegen een snelheid van circa 21 km/Hr....
Eén man stond schuddend met zijn hoofd naar zijn fiets te kijken, zijn benen wild in het rond zwaaiend. “Vast, joeng. Vast. Zo vast als maar kan zijn. Vast. Dedju, vast. Ik voelde het daarstraks al wanneer ik op en af de trap ging. Vast. Zo vast als ne pot. Ik had de laatste week nog enkele keren moeten rijden, he. Nu ligt alles zo vast. Ik ken dat, niet los te krijgen. Da’s in den auto voor de rest van de week.” Een brede grijns verscheen op de lippen van de koptrekkers. Zij hadden het zowaar klaargespeeld om de Willy in den auto te rijden. De laatste plaats was al zeker niet voor hen. Den Thijs zocht koortsachtig naar ne stok om onze collega zijn spieren in de bil een beetje los te kloppen. Gelukkig vond hij niks langs de kant van de weg en sukkelde onze ongelukkige in de volgwagen. Meteen was de ploeg van Heultje gehalveerd.
Enkele honderden meter verder, net voor Lunebach, gingen we rechtsaf en wat erger was.. ook recht omhoog. Het startsein voor anderen om op de voorgrond te treden. Het eerste gevecht tussen de berggeiten Leo en Rudy kon meteen beginnen. Het zou niet het laatste zijn. Toch pikten ook nog anderen hun eerste bergpuntjes mee. Hopende op een inzinking van de 2 klimmers deden Grote Jhonny, Ludo, Jos en niet te vergeten de wereldkampioen ’95, sterke Frans, verwoedde pogingen om als derde op de top door te komen. Wat ze niet wisten, was dat gedurende de volgende 60 km de beklimmingen zich in ijltempo opvolgden. Ondertussen was de temperatuur een beetje opgeklommen, maar was er een sterke (tegen)wind opgekomen en voelden we nu en dan een beetje nattigheid. Content als nen teenager na zijn eerste tongkus, werd er in Kyllburg halt gehouden voor een booke, ne ‘Power-bar’ (energiereep) en een hete, geurende koffie.
Na de koffiepauze kwamen er nog 30 lastige kilometers, die in gesloten groep en tegen een gezapig tempo werden afgemaald. Bij aankomst bleek de gemiddelde snelheid amper 23,2 km. Hoeft het nog gezegd dat het parcours hier voor veel tussenzat. De in een blakende gezondheid en op-en-top fitte Pallietertrappers zouden anders wel een ander gemiddelde gehaald hebben.
Tijdens en na het avondmaal (met de typische Duitsche Wurst) werd de eerste rit nog enkele keren verreden, maar hét gespreksonderwerp was toch het loskrijgen van de Willy zijn bovenspieren (bil !!! en niet hoger). Den Thijs liet niet af en zou alles met ne knuppel wel klaarkrijgen. Vaster slagen kon niet, alles zat toch muurvast. De verschillende Duitse bierpinten afgewisseld met een Guinnes en een appel en/of pruime-schnaps hielpen ook niet. Afwachten wat de 2de dag zou brengen, was de boodschap.
De tweede rit, donderdag 9 mei (O.H.Hemelvaart), voerde ons zuidwaarts tot aan de Duits-Luxemburgse grens (Echternach). De enkele waterdruppels van de dag voordien, werd heuse regen. Reeds na 20 km werd het te erg. De regenvestjes waren ontoereikend en noodgedwongen dienden we te schuilen onder het afdak van de schuur van een plaatselijke boerderij. Even later hielden ook een vijftal moto’s uit de regio van Aarschot halt. Ook zij hadden zich het verlengde weekend anders voorgesteld. Eén van hen verklapte ons dat de bochtenrijke Eifelritten voor hem een meer dan zenuwachtige bedoening waren. Was het niet voldoende dat hij hier aan zijn maidentrip als motard bezig was, dan maakte het natte wegdek alles nog gevaarlijker. Enkelen van ons konden een glimlach op de lippen nauwelijk verbergen. Zij beseften dat zij niet alleen aan het lijden waren.
Van het schuilen werd gebruik gemaakt om de innerlijke mens met de ter-nauwernood-betaalbare ‘powerbars’ te versterken. Voor de Mauris, die zich het povere geldgewin van de trip naar Lourdes van verleden jaar nog maar al te goed herinnerde, kon de regen niet rap genoeg ophouden. Zijn benen jeukten en hij kon met moeite blijven staan. Was het de topvorm ? Waren het de pillen ? Was het de kracht die naar buiten wilde ? Niemand kon het zeggen. Het konden natuurlijk ook wel de muggen ter plaatse geweest zijn...
De Janus was veel geruster in de zaak. Hij had al voor hetere vuren gestaan. En daarbij, zijne ploegmaat (de Willy) moest definitief forfait geven. Het ploegenklassement konden ze zo toch vergeten. Enkelen merkten dat 2 ploegmaats (de Frans en de Rudy) zich soms voor enkele ogenblikken afzonderden. Planden zij een grootscheeps offensief ? Leo was meteen gewaarschuwd.
Nog voor de hemel was uitgeklaard, was de fietsenmaker van ‘t Eindeken reeds vertrokken. Groot was echter zijn teleurstelling wanneer er na de eerste bocht onmiddelijk een fameuze beklimming volgde. Hij begon als eerste aan de ‘col’, maar spijtig genoeg sprokkelde hij boven geen punten. Enkel de eerste tien hadden punten en er waren 11 toeristen...
Halfweg de rit werd er ge-picknicked in een prachtig gerestaureerde hoeve, waarvan de schuur (of misschien wel stal) als restaurant was ingericht. Wederom was de koffie een welgekome opwarmer. Waren de lachsalvo’s met de Duitse keuken aanvankelijk legio, dan verstomde alles enigszins wanneer de kok uit de keuken kwam. Ne vent gelijk ne boom. Nog groter dan onze Grote Jhonny. Hij had de gesprekken in de keuken opgevangen en stond ons in het plat-Westvlaams te woord. Hij was het boerenleven op de ‘buuten’ moe ‘heworden’ en poogde de Duitsers een beetje gastronomisch geneugden bij te brengen. Zijn keuken werd ter plaatse fel geapprecieerd, zo voegde hij er aan toe.
Aangezien ne wielertoerist content is met ne boterham met kaas en een stukske fruit, konden we dat niet uittesten. Wat we wel nu weten is dat zijn rekening minder geapprecieerd werd. De Jos diende diep in de geldbeugel te tasten. Maar allez, we waren opgewarmd en konden verder.
Bij aankomst aan het hotel bleek weer maar eens dat van de 104 afgelegde kilometers er amper een tiental plat waren. Voor de anciens werd het ondertussen duidelijk dat deze trip wel eens de zwaarste buitenlandse uitstap van de Pallietertrappers zou kunnen worden. De Staf, onze coach, kon zijn vreugde niet op in de volgwagen. Hevig gesticulerend en toeterend reed hij bij iedere beklimming tot tegen het achterwiel van de mindere goden. Enkelen vreesden dat zij onder de volgwagen zouden belanden. Anderen hoopten dat hij nog korter kwam om zich te laten verder duwen. Reed ondergetekende dan nog stiller om aan de spiegel te kunnen vasthouden, dan vond de coach het nodig om zich aan de zijkant van de weg te parkeren. “En rijde zulle !!”, was het enige wat wij hoorden. En wij die dachten dat de coach er was om de renners te helpen. Zij zijn dan ook koortsachtig op zoek naar een andere ploegleider voor Rome 98.... Vacatures worden verwacht.
Waren sommigen onderweg enkele malen gestorven, dan voerden zij ‘s avonds na een goed avondmaal en enkele ‘grosse’ pinten terug het hoge woord. Hadden we het tot dusver over de gevechten in de achterhoede, dan leerden we dat er ook vooraan een felle strijd werd geleverd. De Rudy bekloeg er zich steeds maar over dat de Leo zone fysiek heeft. Hij kon mee tot de top in zicht kwam, dan drukte Leo even door en moest hij er iedere keer af. “Maar ik geef niet op. Morgen is er terug een rit.”
Net daarachter waren het de Frans (de Champ), de Jos, Grote Jhonny en Ludo (Loes) die het beste gaven. Frans had echter een prima kans laten voorbijgaan om onderweg als eerste boven te komen. Hij was, zuinig als hij is, op zijn sokken in de wielen meegegaan, had nog krachten genoeg over maar durfde geen aanval te plaatsen. “Had ik maar geweten hoelang het nog bergop was, ik had het wel gedaan. Leo dat zou ‘venne’ besten dag niet geweest zijn, zulle. En ‘t ergste van al is dat die kans niet meer terug komt hee”, zo voegde hij er aan toe. Enkelen wisten dat hij er toe in staat was.
Dat Waxweiler in een ‘kot’ ligt, wist iedereen ondertussen al. Ieder vertrek was tegen ‘ne muur recht omhoog’. Het was zaterdag niet anders voor onze “3-landenrit” doorheen Duitsland, Belgie en Luxemburg. De eerste 7 km gingen omhoog. Het leek wel ne klim recht naar den hemel. En alsof de klim niet genoeg was, dan deed de helse wind de rest. De kaarten werden meteen geschud. De adem en de benen onmiddelijk afgesneden. Dat ook het materiaal in deze helse omstandigheden begon te lijden, merkten we aan de dubbele kettingbreuk van Jos, aan de bandbreuk van Frans en aan de remproblemen van Leo. In een poging om in de achtergrond de nodige assistentie te verlenen, had Staf DR de eerste 2 ritten duidelijk teveel van zijn krachten ge-eist (de pijn aan zijn rug en benen werd onuitstaanbaar) en was hij de 4de toerist die de coach ging gezelschap houden. De ploegleider zag niets liever. In volle regen sjokten de anderen ondertussen verder.
De natuur en het parcours waren wondermooi. Deze streek rond Ouren en Lieler is beslist een volgende uitstap waard. Weliswaar onder betere weersomstandigheden. De rustige, landelijke wegen slingerden zich doorheen pittoreske dorpjes, volgden fel kronkelende en hevig stromende riviertjes, maar gingen ook steil omhoog. Van de stop in het Luxemburgse Clervaux werd gretig gebruik gemaakt om de tabakindustrie een hart onder de riem te steken. We waren immers met nen hele groep en dus konden er ook vele sloefen ‘kankerstokken’ worden aangekocht. Weliswaar waren er maar een tweetal bij die rookten, maar dat was bijkomstig. Even werd er gevreesd dat de bagage of de fietsen van enkelen niet meer terug naar Hulshout konden. De volgwagen helde over naar één kant.
Gedurende de tweede helft van de rit was het animo duidelijk uit de groep weggeëbd. In een gezapig tempo ging het in groep terug naar het hotel. In groep werd er ook nog een tweetal keer noodgedwongen gevlucht wanneer de regen in bakken uit de hemel kwam. Een openstaande garage, een inkom van een huis met overhangde dakgoot, een in aanbouw zijnde woning,.. constant werd er naar een schuilplaats uitgekeken. Schuilen voor de regen betekent ook nat zijn en natuurlijk kou krijgen. In een verwoedde zoektocht naar warme kledij werd de volgwagen binnenste buiten gekeerd.
Een laatste maal werd er beschutting gezocht in een openstaande, bouwvallige schuur. De duizenden spinnewebben waren allesbehalve uitnodigend. Er waren nog een tiental kilometer te gaan.
Groot was ieders verbazing als enkele rare geluiden werden opgevangen. Zou dit nog bewoond zijn ? Inderdaad, een boerenzoon die eruit zag alsof hij de laatste vijf jaar voor iedere regendruppel was gevlucht, was volop bezig enkele tractors en brommers te herstellen. Het jongste exemplaar was nog gebruikt door zijn grootvader in de vorige eeuw. Hij gaf fier en met vol enthousiasme uitleg. Uit beleefdheid betoonden we enige interesse in zijn creaties. Hij was erin geslaagd om zonder wisselstukken 2 van de 5 tractors en 3 van de 6 brommers rijklaar te krijgen. Iedereen vroeg zich wel af hoe ver ze dan nog wel konden rijden.
De laatste 6 km waren een kaarsrechte afdaling naar Waxweiler. Het gevaarlijke wegdek (nat en hier en daar enkele modderhopen) ten spijt werden er toch de nodige risico’s genomen om de ritoverwinning binnen te halen. Rudy haalde een maximumsnelheid van 82 km/Hr en hoopte tijdens de huldiging de plaatselijke miss-en te mogen kussen. Spijtig genoeg waren zij omwille van het slechte weer niet komen opdagen en stond hij daar aan de eindstreep bedroefd, met de blik op oneindig de anderen op te wachten.
De laatste avond was traditiegetrouw voorbehouden aan het officiële gedeelte, d.w.z. de huldiging van de verdienstelijke klimmers, dalers, feestvierders, achterblijvers, enz. enz. Ge kunt het soms zo gek niet bedenken of er wordt werd een prijs voor uitgeloofd. Den inrichter werd wederom bedankt voor bewezen diensten (al had hij toch liever dat hij tijdens de rit eens iets kon winnen), de Frans kreeg ne grote creme-glace met ‘jet-bezen’ als de minst-jonge deelnemer ooit, de prijs van de pechvogel ging natuurlijk naar de Willy die amper 3 km heeft gereden en de Leo werd eindoverwinnaar, gevolgd op enkele seconden door de Rudy.
Het verdere verloop van de avond houden we maar voor ons. Sommige zaken zijn niet bepaald bestemd voor het gewone daglicht. Ne misnoogde coureur is immers tot veel in staat. De praat was niet om aan te horen. Na enkele flessen schnapkes hadden enkele wielertoeristen zowat iedere renner uit de streek geklopt. Er zaten er 3 aan tafel die Staf Van Roosbroeck (toch een begenadigd renner in zijnen tijd) konden kloppen of geklopt hadden. Er was er enen die in een koers het rode vlag voorbijreed en zelfs dubbelde. Nen andere ging met ne gewone damesfiets met de coureurs meetrainen en moest niet diep gaan om te kunnen volgen. Van Steenbergen, Van Looy en consoorten hadden geluk in hunnen tijd dat deze straffe renners geen licentie wilden aanvragen. Waarschijnlijk was vader of moeder er in die tijd tegen....
Mede door het geestrijk vocht en de daarmee gepaard gaande haarpijn, maar zeker door de onophoudende regen dreigde de laatste rit letterlijk te verdrinken. Nog slechts 7 (van de 11) toeristen zetten aan voor deze koninginnerit naar de “Schwarse Mann”, met 698 m het dak van deze toer.
Met een snelle start, kaarsrecht omhoog, trachtten enkelen om de Ludo in de problemen te brengen. Hij boog maar barstte niet (lees: nog niet). Een wegvergissing en een bijkomende felle klim erbovenop, sneden hem letterlijk de benen af. Alle truccen werden bovengehaald om toch nog maar een plaatsje in het klassement te stijgen.
Het weer ging van kwaad naar erger en de top van de “Zwarte Man” werd in de gietende regen bereikt. Een blik op de kaart moest ons vertellen hoe we het vlugst naar het hotel fietsten. Er was weinig of geen overredingskracht nodig om de rit aan te passen en recht naar Waxweiler te gaan (20 km). Dit betekende meteen dat de laatste rit van 109,5 km tot amper 67 km werd ingekort. Niemand die er rauwig om deed. In het hotel aangekomen vluchtte iedereen --nat als waterkiekens-- binnen op zoek naar een warme douche. De kleren werden in een plastiek zak gedumpt en enkele moedigen wastten het grootste slijk van hun fiets.
In zeven haasten werden de kamers ontruimd, betaalde de Jos de laatste rekening en werden de wagens volgestouwd met fietsen, reserveonderdelen en reistassen. Alle koppen stonden richting Hulshout. Het was lastig en nat genoeg geweest. Hopelijk wordt ROME 98 droger, vlakker en minder zwaar. De Eifel had bij enkelen duidelijk sporen nagelaten.
Oh ja, de winnaar van de laatste rit... Had ik het niet verteld, hij zou het me zijn leven lang hebben kwalijk genomen, vrees ik. Gepiloteerd door Janus en afgeschoten door enkele anderen, snoerde de man van het pas vernieuwde Landbouwkrediet-kantoor iedere criticaster de mond en mocht zijn beide armen in de lucht steken. Spijtig voor de Ludo waren de prijzen dan al verdeeld...