WTC PALLIETERTRAPPERS
‘T IS ALLEMAAL GESCHIEDENIS
Het begin
In Vlaanderen ontspruiten vaak de ‘grootste’, ‘helderste’ en meest ‘wereldomvattende’ beslissingen in de één of andere openbare drankgelegenheid. Hoeveel afspraken werden er niet geregeld, hoeveel clubs werden er niet gesticht aan den toog, tussen pot en pint, al lallend, zeverend en soms ook zagend met elkaar. Precies of de ‘grootste lichten’ van de gemeente ontmoeten elkaar net op díe plaats. Met de Hulshoutse wielertoeristen was het niet anders.
Sinds mensenheugnis bracht Hulshout al wielrenners voort. Denken we maar aan Frans Sterckx, Frans Van Den Vonder, Ronny Van Dessel, maar zeer zeker aan ex-profs Staf Van Roosbroeck, Alain Laeremans, Eddy Van Hoof en onze ‘zilveren’ Leo Sterckx (OS Rome-1960). Het was dan de logica zelve dat het opluikend fenomeen ‘wielertoerisme’ ook in onze gemeente neerstreek.
We schrijven september 1980 en omdat Leo Sterckx (Olympische medaille sprint in 1960 te Rome) en Herman Vrindts zich niet meer gelukkig voelden bij de Ramselse wielertoeristen, besluiten zij om in Hulshout zelf een wielertoeristenclub op te richten. Samen met Maurice Ooms bezoeken zij Antoine Celen, zaakvoerder van “De Tapijtfabriek” om te vragen of hij niet de sponsor wilde zijn voor de nieuwe club. Met een genereus sponsorbedrag zijn zij zeker dat zij de nieuwe leden in een nieuwe tenue zullen kunnen laten rondrijden.
Omdat het lidgeld voor het eerste jaar maar 100 Belgische franken bedroeg en zij hiervoor als kledij een koerstrui, trainingsvest, lange gebreide koersbroek met zeem en een winterpetje ontvingen, werd de club bij aanvang reeds 67 leden groot. Hierbij dient opgemerkt dat er een tiental leden waren die zelfs in het eerste jaar geen enkele rit meereden. Daarom werd eind 1981 reeds beslist dat leden minstens 10 ritten moesten meegereden hebben om nog recht op kledij te hebben.
Als lokaal werd er voor café bij Bertha gekozen omdat de Leeuw ( Cyriel Horemans ) beloofde om de zondagsritten met de wagen te volgen.
Het eerste bestuur was als volgt samengesteld : Leon Sterckx werd voorzitter, Herman Vrindts schatbewaarder,Jos Bosmans secretaris en Tryphon De Cleyn en Cyriel Horemans bestuursleden. Vanaf het tweede jaar kwamen hier Herman Huyskens en Noêl Moeyaert als wegkapiteins bij.
Vanaf begin 1981 konden de Hulshoutse wielertoeristen met hun geel-blauwe wollen trui en zwarte broek hun zondagse rittekes afwerkten. Enkel bij regenweer was de kledij een probleemke: de wollen kledij slorpte zodanig veel water op dat de trui bij sommigen tot op het achterwiel hing. Met de zeemvellen in de koersbroeken was het al niet beter: een lap karton dat constant met zalfkes en andere paardenmiddelen moest behandeld worden. Maar,... dat was de koerskledij anno jaren '80.
De fietssnelheid kon nog niet exact gemeten worden (het was nog de tijd van vóór de fietscomputerkes) maar aan de hand van de geschatte afgelegde weg en de fietstijd lag de gemiddelde snelheid rond de 22 km/hr. En zeggen dat er met die snelheid nog leden in de problemen geraakten.
Uit schrik niet tijdig terug in Hulshout te raken, waren er geen tussenstoppen voorzien. Wel was er iedere zondag een vervaarlijke sprint bij aankomst. Verder was het nog de gezellige tijd van de tubes, de versnellingen aan de ‘schuine buis’, de pedalen met riemkes, de jaarlijkse rittekes naar Hasselt (gratis koffie) en de 2x6 versnellingen (52/42 – 15/23). Bij een beklimming zette de helft van de groep toen ook nog voet aan grond: de geboorte van de ‘wandelende wielertoeristen’.
De vijf volgers die iedere klassieker volgden (o.a. richting Monschau, Ronde van Vlaanderen, Maredsous, Renesse, en andere Blankenberges) stonden garant voor een drukte van jewelste bij het vertrek. Zij zorgden niet alleen voor hand- en spandiensten voor de gelosten, maar vervoerden een vracht aan voedsel: kip/konijn, rozenbottelthee en de niet te versmaden kommen rijstpap.
Afhankelijk van de ‘zwaarte’ van de rit verdienden de deelnemers punten: 1 punt voor een vlakke rit, 3 punten voor een bergrit en 5 voor een klassieker. Clubkampioen was hij die op het eind van het seizoen het meeste punten vergaarde. De eerste kampioenen waren Herman Vrindts, Noël Moeyaert en Martha Vaes.
Als West-Vlaming was Jos Aerts (‘nonkel Jos’) steevast verantwoordelijk voor de eerste Rondes van Vlaanderen. Vanuit Roeselare (café van Jean-Pierre Coopmans) ging het via kilometerslange kasseiwegen naar Paterberg, Berendries, Taaienberg, de Muur van Geraardsbergen en andere Bosbergen. Van daaruit was het terug 40 km op diezelfde kasseiwegen. Alles in totaal moest er circa 230 km gefietst worden. Bij aankomst deed het Roeselaarse gerstenat ‘Rodenbach’ zijn werk en zorgde vaak voor een lodderzatte bus op de terugweg naar Hulshout.
Ook het ritteke naar ’t zeetje werd een klassieker onder de klassiekers. Om de verschillende Hulshoutenaren op camping Harendijke een hart onder de riem te steken, stippelde het bestuur een rit naar Blankenberge uit. Na de douche op de camping, ging het gewoonlijk niet verder dan café/restaurant Uilenspiegel. Na de gebruikelijke Rodenbachskes, een tomaat-crevette en nog wat Rodenbachskes kon ’s avonds iedereen weer content naar huis. Of de vrouwen er ook zo over dachten, hebben we tot dusver niet kunnen (lees: willen) achterhalen. Het was daar dat enkelen -die op 5 jaar tijd nog geen enkele maal de zee hadden gezien- het plan smeedden om…te voet en zonder natte voeten naar Engeland te gaan.
Ook nu nog, ruim 25 jaar later, staan Oostende of Blankenberge jaarlijks op de kalender.
Van de andere klassieker uit de beginjaren van de club onthouden we vooral:
- Ardennenklassieker: volgauto kwijt en dus de hele dag zonder eten/drinken en het drinken aan een ‘dieren-trog’ in de wei (sommigen hadden diarree voor 3 dagen);
- 2-daagse in La Roche: bij het betreden van zijn kamer ziet lid zichzelf in een spiegel, vliegt terug buiten omdat hij “op de een verkeerde kamer” is. Er was al ‘iemand’ op de kamer. Onnodig te zeggen dat er met leden in deze ‘licht benevelde’ toestand ’s anderendaags maar een heeeel kort ritteke werd gedaan;
- Renesse: de felle wind zorgde ervoor dat de fietsers per vijf achter de volgwagen rond het Veerse Meer moesten. Aangezien het toen de opkomst van de monokini was en één van de deelnemers ineens uitriep “daar liggen ze met den uier bloot”, gingen de fietsen onmiddellijk aan de kant en staarde alleman naar…. een tiental koeien die luierend in de wei lagen. Inderdaad,… helemaal met de uiers bloot.
- 3-daagse Koningswinter: de hele groep die in een plaatselijke discotheek een hele avond in den dans vliegt en bij terugkomst in het hotel (één per één) de hotelbaas in het behang laat vliegen door om 4 uur ’s morgens te vragen wat er als ontbijt is. De bijkomende vraag “hoeveel minuten de eitjes gekookt gaan zijn” laat de baas compleet door de rode gaan. Enkele tassen moeten eraan geloven…
Een naam
Vanaf het seizoen 1987 veranderde er een boel zaken: het clubcafé verhuisde van ‘Bij Bertha’ naar ‘De Vaart’, er kwam een volledig nieuw bestuur, het fietsen werd ‘serieuzer’ en met KOVERA Keukens, Bouwwerken VOET en Fietsen OOMS werden nieuwe sponsors aangetrokken, bij klassiekers werd de rijstpap stilaan vervangen door frikadellen met échte krieken én er kwam een nieuwe uitrusting. Het ledenaantal schommelde nog steeds tussen de 50 en 60.
Ondertussen werd ook het clubkampioenschap aangepakt: met stempels werd een parcours uitgestippeld, de afstand was onbekend voor de deelnemers, clubkampioen werd hij die het door hem gekozen gemiddelde het kortst benaderde. Frans Van den Vonder, Jhonny Saliën (2x), Jef Helsen (2x), Jos Moons, Dré De Bot, Albert Van Loy en Jos Bruynseels werden clubkampioenen.
Het was ook in deze periode dat de tot zover ‘naamloze’ club een naam kreeg. Geïnspireerd door de verfilming van de film Pallieter in Hulshout, kwam Gilbert Meuris aandraven met ‘WTC Pallietertrappers’. De andere bestuursleden vonden het een prima idee en gingen onmiddelijk akkoord. Het ‘kind’ had eindelijk een naam.
De 2-daagse naar de carnavalstad bij uitstek, Aalst (slapen in hotel/Chinees restaurant ‘De lange muur’ én ‘afvoeren’ van Cel Heremans om 23 Hr), was de voorbode voor de buitenlandse trips die sinds 1992 jaarlijks werden georganiseerd. Onder het motto “als andere clubs da kunnen, dan wij toch ook” trokken we met Hemelvaartsdag 1992 met 16-en naar Alpe d’ Huez. Via een nachtrit kwamen we rond 6 hr ’s morgens op onze bestemming Vizille (bij ‘de chef’) aan. Na een hazeslaapke van enkele uurkes, vertrokken we rond 13 uur voor ons eerste ritteke: amper 66 km maar met Col Luitel en Chamrousse een taaie brok. Bij terugkomst in het hotel niets dan bedrukte gezichten. De eerste confrontatie met de Alpencols was een tegenvaller geworden. Enkelen moesten te voet naar boven, anderen zwalpten met een snelheid van 4 km naar boven. Het vervangen van tandwielen, een bezoek aan een plaatselijke apotheker en de rode wijn brachten ’s avonds gelukkig soelaas. Het moreel werd terug opgekrikt.
De volgende dagen stonden Col de Porte, Col La Morte, Col de Malissol, Col du Cucheron en de Col du Coq (nvdr: onderweg liet een boer op een fiets mét melkkruik 2 Hulshoutse toeristen achter) op het programma. Maar dé dag bij uitstek was zondag 31 mei: Alpe d’Huez. Groot was de teleurstelling toen ’s morgens de regen uit een dichtgetrokken wolkendek naar beneden viel. De start werd verdaagd maar rond de klok van elven vertrokken 5 moedigen vanuit Vizille naar Bourg d’Oisans 30 km verder. De weg liep constant op. Anderen vertrokken een 20-tal kilometer verder. Eén berggeit vertrok met een fototoestel op zak aan de voet van de klim. Op de top legde hij iedereen op de gevoelige plaat vast. Merci Maurice.
Bij terugkomst maandagmorgen zagen we niets dan lachende gezichten. Wat zich vooraf afspiegelde als een expeditie was goed verlopen. Het succes was meteen de start van de jaarlijkse buitenlandse trips, welke de opmaak van de jaarplanning ging beïnvloeden.
Vanaf 1993 volgden nog buitenlandse trips naar Wittlich (slapen in een sporthotel met een kamer per persoon), Vogezen (met o.a. Col de la Schlucht en Platzerwazel als zware beklimmingen; volger in ‘beschonken toestand’ kreeg alcoholcontrole; viering met ‘bijgewerkte’ koersklakskes), Jura (met 1 voet in Frankrijk en de andere in Zwitserland; minst aantal deelnemers ooit 9) en Waxweiler-Eifel (na amper 4 km één van de deelnemers in volgwagen gereden; de barre weersomstandigheden met wind, hagel, smeltende sneeuw zorgden ervoor dat de laatste rit nog 6 vertrekkers telde). Tussendoor fietsten we met Hulshout-Lourdes 96 onze eerste ‘lange’ trip.
Voor ieder van de 26 deelnemers was Lourdes een onbekend avontuur. Hoe zouden de poepen 8 ritten overleven? Wie werd mijn slaapcompagnon en belangrijker, zou hij snurken? Wat als we pech hebben onderweg? De hotels? Het eten? De wegen? Het weer onderweg? Hoe de beklimmingen van Col du Soulor en Aubisque afwerken? Tourmalet? Vragen en vragen waar niemand bij het vertrek een antwoord op had. Bij aankomst kende iedereen het antwoord: GOED, GOED en nog eens GOED. De 1301 km werden afgewerkt in de best mogelijk verstandhouding, op prima wegen en in goede hotels met lekker (en veel) eten.
In ‘t harnas
In 1998 had de geel/blauwe uitrusting afgedaan en ontwierp Nick Van Der Vorst onze nieuwe trui en broek. Als kledingontwerper in dienst bij Walter Van Beirendonck was Nick niet aan zijn proefstuk toe. De Ierse popgroep U2 deed in het verleden reeds een beroep op zijn kunnen. De ‘harnas’trui in geel/rood/blauw/grijs en zwarte kleur werd alom geprezen. Tot 2005 zouden we deze uitrusting behouden.
Clubkampioenen werden Jules Van Den Broeck (2x), Janus de Win (2x), Marc Wijns, Leo Thijs, Johny Helsen, Jos Mariën en Peter Abé. Het ledenaantal groeide van 56 leden in 1998 naar 69 in 2005.
De meerdaagse trips gingen in die jaren naar Rome (1998; 1643 km; +40 graden Co; met begeleiding van politie door de stad; audiëntie bij paus Johannes-Paulus II en receptie bij Belgische ambassadeur), Praag (2000; 1175 km; val zonder erg bij binnenrijden van de ‘stad-met-de-1000-gouden-torens’), Barcelona (2002, 1477 km, 30 deelnemers, met politiebegeleiding naar hotel) en Santiago de Compostela (2004, 2131 km). Tussendoor waren er fietstrips met verblijf in Epernay (Champage), Oberkirch (Zwarte Woud, ‘aardbeifeesten’), Boulogne-sur-Mer, Canterbury (links fietsen!!) en Mont Ventoux.
C27 en C30
2003 is een andere mijlpaal in onze geschiedenis. Al enkele jaren drongen enkele (minder-jonge) leden aan om een 2de groep te stichten. Het bestuur gaf eindelijk groen licht en sindsdien fietsen de Pallietertrappers in 2 groepen, zijnde C30 (snelheid circa 30 km/hr; ritten tussen 85 en 180 km, met volgwagen) en C27 (snelheid max 27 km/hr, ritten tussen 70 en 100 km). Meter van de nieuwe C27-groep was Mit Van Noten, waardin van ons clublokaal ‘De Vaart’, peter was Jef Helsen, met 76 jaar het oudste clublid. Als fiere grootouders zorgden zij voor hét gebruik bij uitstek bij een geboorte: suikerbonen.
Zilver
Sinds het seizoen-2006 –het zilveren jubileumjaar van de club- fietsen wij in een nieuwe outfit, met zwart als basiskleur.
Jos Wijnants, onze schatbewaarder, was de eerste clubkampioen in de nieuwe outfit. De volgende kampioenentruien werden gewonnen door Willy Warpy en Marc Peeters.
Het ledenaantal bleef ondertussen gestaag groeien; 73 leden in 2003 tot 78 in 2007.
In 2006 fietsten we naar Venetië. Onderweg zorgden de Ofen- en Fluela-pas, Stelvio, Gavia en Passo del Tonale voor een lóódzwaar parcours. Iedereen was dan ook meer dan tevreden om zonder kleerscheuren in de kanaalstad aan te komen. In 2008 ging het oostwaarts, richting Boedapest. Voor het eerst moesten we onderweg onophoudelijk de regen trotseren. De eerste tot en met de vijfde rit gingen de hemelsluizen open. Bij aankomst in het prachtige Boedapest waren de natte ogenblikken van onderweg weer verdwenen. In 2007 verbleven we 4 dagen in het Franse Noyons en in 2009 deden we het over in Auxerre, Bourgondië. Tweedaagse trips waren er naar Kluisbergen, Luik, Montenau, Rochefort, Nieuwpoort en Chimay.
Een beetje cijfermateriaal (aangepast in 2023)
- Sinds onze oprichting in 1981 moesten we gedwongen afscheid nemen van verschillende actieve leden, te weten Fons Verstappen, Frans Sterckx, Frans Van De Vonder, Noël Moeyaert, Staf De Raet, Jos Hermans, Roger Dupont, Walter Lodewijckx.
- In totaal telde de club meer dan 290 leden.
- Iemand die sinds 1981 aan alle ritten had meegefietst, had in oktober 2007 ruim 86.000 km op zijn teller, oftewel meer dan 2 x de omtrek van de aarde.
- De 'club-vrouwen' zijn: Gerda Wilbers, Linde Brebels, Julia Valgaeren en Liesbeth Mariën.
- Het minst aantal leden noteerden we in 1993 (48), het meeste in 2015 (96).
- De leden die het vaakst clublaureaat werden (zij namen aan álle jaarritten deel): Albert Van Loy en Jhony Saliën (15 opeenvolgende seizoenen clublaureaat), Jos Mariën, Fons Derboven en Eddy Bruynseels.
- In totaal namen er 100 verschillende leden deel aan de buitenlandse trips (langste trip: Hulshout-Santiago de Compostela 2004: circa 220 km)
- De Ronde van Vlaanderen was de langste rit: 242 km.
- Begin 2008: website on line
- Begin 2009: vernieuwde website on line.
Wat brengt 2023?
- Februari: jaarvergadering
- 3 'fietsgroepen': Masters, C27 en C30
- 40 ritten
- 4 à 5 semi-klassiekers (120 km)
- 2 daagse naar Sittard (C27 en C30)
- 2 klassiekers (Ardennen en Blankenberge), 4 semi-klassiekers.
- 5 toertochten
- Zondag 2 juli: KOVERA Classic
- 15-24 juli: Hulshout-Verona, circa 1650 km
- 9 september: Shoppingday (voor de vrouwen) - shoppingrit voor de fietsers
- Individuele tijdrit (winnaar is clubkampioen)
- 18 november: Eindeseizoensvergadering
- 26 november: brunch in DD-Ranch
- Zaterdag 2 december: eetdag