We zeggen en schrijven 21 juli tot 2 augustus 2010.

Omdat we in het verleden al enkele Pyreneeën- en Alpencols ‘aan onze gordel’ hangen hadden, droomden sommige Pallietertrappers ervan om de hoogst Europees berijdbare col aan te doen. Met zijn 2802 m hoogte is ‘het Bonnetteke’ (zoals hij als vlug smalend werd genoemd) inderdaad hoger dan andere Tourmalets, Hautacams, en andere. De 20 leden die zich voor de trip inschreven droomden mee.

De Pallietertrappers van het eerste uur hadden met trips naar Lourdes reeds Col du Soulor, Aubisque, Hautacam en Tourmalet beklommen. Tijdens volgende buitenlandse trips waren er o.a. ook beklimmingen van Col de la Schlucht, Gotthard, Furka en meer recentelijk de fameuze Mont Ventoux. Deze laatste beklommen we langs de 3 mogelijke zijden, met name Bédoin, Sault en Malaucène. Ervaring hadden we dus al.

Onze trip naar Firenze begon met een eerste rit tot Charleville-Mézières, 196 km. Deze etappe was een opwarmertje. Van in Hoegaarden ging het over Ravel I, de verharde spoorwegbedding tot in Namen. Vandaar volgde we de Maasvallei.
A piece of cake !!!

De weinig toeristische streken Nièvre en Argonne en daarmee gepaard gaande het beperkt aantal hotels, zorgde voor slaapproblemen bij het einde van rit 2.  De groep moest in 2 gesplitst worden. Acht deelnemers sliepen noodgedwongen in Chamouilly, de andere twaalf ongeveer 10 kilometer verder te Chevillon. Dit laatste hotel was idyllisch gelegen langs een bevaarbaar kanaaltje. Slapen in 2 verschillende locaties gaf niet alleen een verschillende afstand voor deze maar tevens voor de volgende etappe naar St. Jean de Losne. Ook hier weinig of geen hotels op de weg te vinden. Voor de 8 slapers van Chamouilly was het parcours vandaag wel 205 km lang. Oei, oei.
Onderweg fietsten we ruim 50 km langs het kanaal Bourgogne-Champagne. Meer dan 50 km dus vlak en licht lopend. Nadien werd licht glooiend en dus ook ‘te doen’. De laatste 50 km ten slotte gingen bergaf. Gezien de afstand was dit welgekomen.
Langs de kant van de weg zagen we kilometers en kilometers graanvelden. Brood zal er in de nabije toekomst nog genoeg zijn.

Met de kilometers af te malen, kwamen de Alpen ook korter en korter bij. Onze eerste klim, die naam noemenswaardig, was de Col de Proncel in rit 5. De Col de Proncel, gelegen in de prachtige Vercors-streek, was 11,5 km lang maar kende maar een gemiddelde stijgingspercentage van 3.7 %. Een ‘loper’ zoals de beteren dat dan noemen. Met de Col de St. Alexis en de Col de Rousset volgden de klimmen zich snel op tijdens het einde van de rit met eindstop Dié.
In de verte zagen we de donkere contouren van de Alpen. Even dachten we nog dat het donkere onweerswolken waren aan de einder. Al gauw kwamen we te weten dat de toppen van de diverse cols met open mond ons opwachtten.

Via de uitlopers van de Provence fietsten we richting het departement Alpes-Maritimes. Onderweg passeerden we Gap, een bijna jaarlijkse vertrek- en/of aankomstplaats tijdens de Tour de France. De eerste zware etappe kondigde zich aan. De totale afstand van de rit naar Barcelonette was circa 155 km, maar we telden in totaal ruim 80 km klimwerk (weliswaar meestal niet al te zwaar). Onderweg kwamen de verkeersborden met de melding ‘Col de..’ ons de strot uit. Wij hadden meer dan genoeg met de vier cols die wij moesten afhaspelen. Voor diegenen die onderweg de natuur langs de kant van de weg konden bewonderen, was het een prachtige rit. Kilometers en kilometers was er een ongerepte natuur, afgewisseld met kabbelende bergriviertjes en watervallen.
Bij aankomst viel het op de sommigen hiervan weinig of niets gezien hadden, anderen haalden een onnoemelijk aantal watervallen aan. Misschien wel meer dan er onderweg ECHT waren.

We sliepen die nacht te Barcelonette. En zoals de naam al laat vermoeden, is de col de Bonnette niet veraf. Het was dan ook snel klimmen na de start van rit 8. Door het nationaal park Mercantour doemde de contouren van deze hoge bergtop zich schril af tegen de blauwe lucht. Van in Jausiers was het maar liefst 24 km klimmen tot de top. De klimpercentages schommelden tussen 3,5 en 10 %. Door een nationaal park fietsen had dan wel het voordeel dat het een prachtige omgeving was op weg naar het dak/hoogste weg van de Alpen. De top kwam eraan na 34 kilometer. Hier was het wachten op de laatste Pallietertrapper.
Dachten we dat we het hadden voor vandaag, dan kwamen we bedrogen uit. Met volgende beklimmingen van Col St. Martin en de verrassend zwaar uitvallende Col de Turini kwamen we aan een totaal van 66 zware kilometers bergop. Bij aankomst stond de klok op de kerktoren al op 19 uur… We waren bijna 11 uur onderweg voor een totaal afstand van 166 km.
Hadden we onderweg een massa calorieën verbruikt, dan was het avondeten in ons (oude) hotel te Sospel nogal pover. Enkelen doken de volgwagen in om hun voorraad energie aan te vullen. We hielden ons hart vast voor het ontbijt de volgende dag. Wonderlijk was dit rijk, voorzien van alle mogelijke produkten.

Vanuit Sospel doken we richting Côte d’Azur. Menton was de eerste bekende badplaats die we aandeden. Bij het binnenrijden merkten we onmiddellijk dat de Côte d’Azur het niet zo op fietsers gezien had. Koning auto voerde hier het hoge woord. Langs de boorden van de Middellandse Zee gingen we linksaf, richting Italia. We fietsten van hier een hele dag door het prachtige Ligurië, met onderweg ronkende namen zoals Ventimiglia, San Remo, Imperia en andere Diano Marina’s.
Wie San Remo zegt, denkt ontegensprekelijk aan Milaan-San Remo, de lenteklassieker, de langste in zijn soort. Deze klassieker barst ieder jaar pas open wanneer de ‘capi’ eraan komen (Capo Berta, Cipressa, Poggio). Spijtig genoeg kwamen wij langs de andere kant en moesten we omhoog waar de profs naar beneden duiken.

De eerste klim die we tegen kwamen bij het buitenfietsen van San Remo was de Poggio, de laatste, ultieme scherprechter tijdens Milaan-San Remo. Iedereen kent de beelden op TV wel, maar komende van de andere zijde, geeft dit toch een vertekend beeld. De groep vloog de helling op. Er was geen houden aan. Spijtig genoeg vergaten de meesten onderweg rechtsaf te gaan (waar de profs haaks linksaf draaien) om te eindigen aan het marktpleintje van Poggio. Enkel Gerard en Erik merkten de afslag en waren dus de winnaars van de Poggio. De volgende capi, die even van het parcours verwijderd liggen, waren we voorbij zonder dat we ze opmerkten. Overigens was de grootste groep ook bezig de prachtige kustlijn langs de rechterzijde te bewonderen. Het was een prachtige fietsomgeving. Een helblauwe hemel, een azuurblauwe zee, rotsmassa’s, hier en daar een badplaats en tussendoor mooie oude dorpjes. Toch was het voortdurend uitkijken voor het verkeer over de kronkelende kustweg. Het ontbreken aan passende wegwijzers zorgde voor oponthoud in enkele badplaatsjes.
Om ons hotel te Arenzano te bereiken, moesten we nog een kleine klim trotseren. Wie bouwt er nu een hotel op een heuvel? Enkele vervloekten hun slaapplaats al. Gelukkig was de inrichting prachtig, het eten meer dan lekker en deed de airconditioning deugd. Het kwik gaf bij aankomst immers nog 29 graden aan.

Ligurië, een prachtige streek. Geen wonder dat het massaal door toeristen bezoekt wordt . In het voorjaar doet de weelderige bloemenpracht er nog een schepje bovenop. De kleurenpracht is prachtig.

In een wijde boog volgden wij tijdens de laatste 2 etappes de boorden van de Middellandse Zee. De streek was mooi, de wegen goed maar spijtig genoeg was het in volle vakantieperiode veel en veel te druk onderweg. Waar we konden gingen we van de overdrukke Via Aurelia I af en fietsten we door de dorpjes. Maar zo ‘avanceerden’ we dan ook niet.
Kregen we onderweg nog geen spatje regen, dan gingen de sluizen open bij het naderen van Marina di Massa, onze laatste stop voor Firenze. De laatste avond was het dus nog massaal fietsen kuisen. De tuin van het hotel leek op een grote wasplaats, dito fiets-werkhuis.
Tijdens het avondeten trok er een nieuw onweer over de stad. Het water liep zowaar onder de deur naar binnen, recht het restaurant is.

Na het avondeten was er de traditionele prijsuitreiking. Met een voldoende hoeveelheid prosecco, afgewisseld met wat Grappa, werden de verdienstelijke deelnemers op passende wijze in de bloemetjes gezet. De laatste rit naar Firenze zou nog een formaliteit worden. De prijzen waren verdeeld.

Van hier was het nog één etappe en dan konden we ook Firenze schrappen van onze bucketlist.