De Hongaarse hoofdstad, Boedapest, is gelegen aan weerszijden van de Donau (Hongaars: Duna) en telt ca. 1,7 miljoen inwoners. De stad werd in 1873 gevormd door het samenvoegen van Boeda en Óbuda op de rechteroever van de Donau met Pest op de linkeroever. Vóór 1873 noemde men de steden gezamenlijk Pest-Boeda.
De stad herbergt bijna 20% van alle inwoners van Hongarije en speelt een dominante rol op bijna alle gebieden (bestuur, handel, industrie, verkeer, cultuur). Het is daarnaast het belangrijkste verkeersknooppunt en (in toenemende mate) het culturele hart van Centraal-Europa.
Geschiedenis
Beide oevers van de Donau werden al door de Romeinen bewoond: op de plaats van het huidige stadsdeel Óbuda lag Aquicum, en op de plaats van Pest het kleinere Contra-Aquicum. In 35 vChr kwamen de oorspronkelijke bewoners in aanraking met de Romeinen, onder leiding van Octavianus, de latere keizer Augustus. Ong. 10 vChr. werd er een Romeinse provincie gevormd tussen de Oostelijke Alpen, de Donau en de Sava (Sau), die Pannonia werd genoemd. De Romeinen legden langs de Donau militaire steunpunten aan. Zo ontstond in de 1ste eeuw het legerkamp Aquicum. Daarnaast verrees het stadje "Óbuda" voor de burgers. Aquincum werd de hoofdstad van Pannonië en zou 30.000 inwoners hebben geteld. Er was een goed wegennet tussen de grensstad aan de Donau en de overige 25 kleine steden en de vele landelijke nederzettingen. Vondsten bewijzen dat er ook handel werd gedreven met Spanje en Zuid-Italië.
Het verval zette in toen tegen het eind van de 4de eeuw de Romeinen hun grenzen niet langer konden verdedigen tegen de invallen van Germaanse stammen en de Hunnen. Een groot deel van de bevolking sloeg op de vlucht. In 455 werden de Hunnen verdreven. Na de Hunnen en Ostrogoten vestigden zich er diverse Aziatische nomaden-stammen Tegen het eind van de 8ste eeuw werden de Avaren door Karel de Grote en zijn zoon Pepijn, verslagen. Na de dood van Karel de Grote (foto) raakte het gebied weer los van het Frankische Rijk. In het gebied van het oude Aquincum vestigden zich toen Slavische stammen. Uit die tijd dateert waarschijnlijk de naam Boeda ('klein huis','hut') voor het deel aan de rechteroever. Het deel aan de andere oever van de Donau kreeg de naam Pest ('hol'), misschien vanwege de vele holen, die zich in de heuvels bevonden.
De Hongaren verschenen pas tegen het jaar 900. Onder leiding van Árpád veroverden ze dit gebied, dat nog voortleefde onder de naam Pannonia. Ze ondernamen rooftochten tot in het huidige Duitsland, Frankrijk en Italië. Pas nadat ze door keizer Ooot I waren verslagen, besloten ze zich voorgoed te vestigen in het huidige Budapest en wijde omgeving. Onder hun vorst Géza (971-997) gingen ze tot het rooms-katholieke Christendom over.
De binnenvallende Mongolen, die Óbuda en Pest verwoesten in 1241, en stadjes en dorpen in ruïnes veranderden, dwongen koning Béla IV burchten en stadsmuren te bouwen. De Mongolen verdwenen, maar men vreesde een nieuwe inval. Béla IV liet het betrekkelijk smalle plateau van de heuvel van Boeda met een muur omgeven en in de 13de en 14de eeuw werd in het noordelijk deel de burcht gebouwd.
Boeda kreeg in 1247 een kasteel en werd in 1361 de hoofdstad van het koninkrijk Hongarije. Onder koning Matthias Corvinus maakten Hongarije en Boeda een bloeitijd door. Daaraan kwam een eind met de verovering door de Turken, die het Hongaarse koninkrijk in Mohács in 1526 een vernietigende slag toebrachten en de vesting Boeda in 1541 innamen. De stad was vanaf 1686 in Oostenrijkse handen. Van 1787 tot 1918 komt Hongarije onder Habsburgs bewind.
De 20ste eeuw bracht nieuwe stadsuitbreidingen (Újpest, Kispest, Angyalföld), maar vooral dramatische gebeurtenissen als de deportatie en vernietiging van grote delen van de omvangrijke joodse gemeenschap, de bevrijding (maar feitelijk nieuwe bezetting) door de Sovjet-Unie en het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956 door diezelfde Sovjet-Unie. Deze gebeurtenissen hebben hun sporen in het stadsbeeld nagelaten.
Sinds in 1989 de Republiek Hongarije werd uitgeroepen, is de stad het decor van ingrijpende hervormingen. De terugkeer van de markteconomie heeft het stadsbeeld zeer verlevendigd. De bevolking van de stad is in deze periode verder afgenomen.
Bezienswaardigheden
BOEDA: Op de Burchtheuvel staan de voornaamste monumenten:
- De Burcht en de Burchtheuvel (Várhegy):
70 meter boven de Donau vinden we het oude koningspaleis, de Burcht van Boeda, een stadje binnen de grootstad.
De Burcht ligt op een plateau en het gehele complex bestaat uit tientallen historische en architectonische waardevolle gebouwen en vele nauwe straatjes en steegjes (niets veranderd in de loop van 7 eeuwen). Met de bouw van de Várhegy-Bástya en vesting werd na de invasie van de Mongolen in 1241 begonnen. In 1255 gaf koning Bélà IV opdracht een burcht en ook een stad voor de bewoners van het verwoeste Pest te bouwen. Kasteel en stad werden gescheiden van elkaar gebouwd en door enorme vestingwallen omringd. De Burcht Boeda werd een centrum van kunst en wetenschap. De Turkse heersers noemden Boeda de "Gouden Oogappel" van hun rijk, maar doemden haar toch tot verdwijnen. Alleen de vestingsmuren vernieuwden ze en deze vormen tot vandaag de enige Turkse bouwbijdrage van betekenis. In 1686 werd de Burcht vernield en op de ruïnes werd een kleine barokstad gebouwd, als domicilie van de Habsburgse heersers. In plaats van de oude Burcht verrees een klein slot. Keizer Jozef II liet een theater bouwen. Het Franciscanerklooster werd zetel van de landdag, maar door de Habsburgers verloor Boeda zijn glans. Op 21 mei 1849 veroverden de Honvéd (burgerwacht) de Burcht echter na één enkele stormloop en daarna werd met man en macht gewerkt aan het herstel van de oude glorie.
Dit karakteristieke gebouw met een façade van meer dan 300 meter en zeer opvallende hoge koepel, is van overal in Boedapest te zien. De Burcht was in de 14de eeuw de zetel van de koning. In de 18de en 19de eeuw vonden grote uitbreidingen plaats. Tijdens de gevechten van WO II werd een groot deel van het Burchtpaleis verwoest. Nadat Pest van de Duitsers was bevrijd, hielden de Duitse troepen zich nog een paar weken staande tegen de verwoed aanvallende Russische legers. Na WO II lag de vesting weer in puin, elk huis was zwaar beschadigd, het koninklijk paleis afgebrand. Na meer dan 30 jaar noeste en deskundige arbeid is de Burcht nu voor het grootste gedeelte in zijn oude glorie hersteld. Het stadsbestuur besloot de gebouwen als museum in te richten.
- de Matthiaskerk (Mátyás-templom)
De Matthiaskerk is de bekendste kerk in Boedapest. De kerk bevindt zich aan het Drievuldigheidsplein (Szentháromság tér) in de burchtwijk van Boeda. De kerk, die officieel de naam O-L-Vrouwekerk (Budavári Nagyboldo-gasszony-templom) draagt, is in zijn huidige vorm neogotisch. De kerk was de kroningskerk van vele koningen.
De oorspronkelijke OLVrouwekerk werd in 1255 onder koning Bélà IV voltooid en in de 14de en 15de eeuw regelmatig uitgebreid.
Onder de Turken, vanaf 1541, werd de kerk veranderd in een moskee. Hierbij werden het interieur en de fresco’s's aan de muren en het plafond verwoest. Bij de herovering van Boeda door de Habsburgse legers (1686) leed de kerk opnieuw ernstige schade. De kerk was in het bezit van achtereenvolgens de franciscanen en de jezuïeten. Tussen 1873 en 1896 werd de kerk grondig verbouwd en kreeg ze haar huidige neogotische aanzien. Tijdens WOII werd de kerk opnieuw zwaar getroffen. Bij de restauraties ging men weer uit van de gotische versie.
Behalve de 80 meter hoge, achthoekige gotische klokkentoren, is links de kleinere Béla-toren met een kleurrijk geglazuurd dak van majolicategels. Ter hoogte van de 3de verdieping is het Hongaarse wapen gecombineerd met het familiewapen van koning Matthias. Tussen beide torens bevindt zich een neogotische geveldriehoek en opvallend rozetraam. Het Mariaportaal met taferelen uit Maria's leven is de grote ingang van de kerk. In de drieschepige kerk vallen de fraaie beschilderingen aan het plafond, de gotische zuilen en een oratorium op. Rechts van het hoofdaltaar leidt een trap naar de crypte en de schatkamer.
- het Vissersbastion (Halászbástya)
Het Vissersbastion bevindt zich aan de rivierzijde van de Burchtheuvel en verrees tussen 1895 en 1901 naar een neoromaans ontwerp van Frigyes Schulek. Mede vanwege het uitzicht wordt het bouwwerk veelvuldig bezocht.
Over de juiste oorsprong van de naam bestaat geen zekerheid. Waarschijnlijk komt de naam van de vissers die beneden in de Waterstad (Viziváros) woonden en hier hun vismarkt hielden. Het kan ook zijn dat de naam voortkomt uit het feit dat dit deel van de burchtmuur van oudsher werd verdedigd door de vissers van Buda. Het is geen vesting (bastion) maar een terras met sneeuwwitte natuurstenen muren, trappen, torens en arcaden. Vanaf het bastion gaat een imposante trap met aan beide zijden armleuningen en 145 treden naar beneden naar de Waterstad. Op het plein tussen de Matthiaskerk en het Vissersbastion staat het standbeeld van koning Stefan I van Hongarije.
° de Táncsics Mihály utca
De Táncsics Mihály utca is een straat aan de Boedazijde op de Burchtheuvel. De straat ligt niet ver van de Matthiaskerk en is genoemd naar een landarbeider en opstandeling in de revolutie tegen de Oostenrijkers in 1848, Mihály Táncsics. De meeste huizen hebben een barokke-gevel. Vanaf de 15de eeuw woonde de joodse bevolking van de burchtstad hier. De brede huizen op n° 21 en 23 laten stucwerk rond de ramen zien. Op n° 26 zijn de fundamenten van synagoge met Joodse grafstenen bewaard gebleven. In deze straat werd de driedelige tv-film "Wallenberg" gedraaid. Deze straten op de Boeddhaheuvel lenen zich uitstekend voor 18de, 19de en 20ste-eeuwse filmdecors, die hier regelmatig worden gedraaid. De politieke medewerker van de Zweedse ambassade, Raoul Wallenberg, redde tijdens WO II, vele Hongarse joden uit de handen van de nazi's, door toedoen van valse Zweedse paspoorten en zijn politieke bemiddeling bij de Duitsers. Hijzelf werd door de Russen weggeleid, eerst naar Moskou en dan naar Siberië en daarna terug naar Moskou, waar hij zou zijn overleden.
Op n° 9, tegenover de synagoge, staat een huis met diepe kelders dat in de 19de eeuw dienst deed als opslagplaats voor buskruit en gevangenis. In het huis ernaast, n° 7, logeerde Beethoven in 1800 toen hij een concert gaf in het Burchttheater. Het is nu een museum voor Muziekgeschiedenis.
- de Waterstad (Viziváros)
De “Waterstad" ligt beneden aan de voet van het Vissersbastion. Lang geleden liep een belangrijke weg in de Romeinse tijd van het gebied bij de huidige Kettingbrug (Lánc-hid). In de Middeleeuwen was het de hoofdstraat van de voorstad van Boeda, de zogenaamde "Waterstad" (Viziváros). Tot de Turkse tijd lag deze wijk, waar vooral vissers, koop- en handwerklieden woonden, nog binnen de vestingburcht. De Turken legden hier vele baden aan, waarvan er nog enkele behouden zijn. De Fö utca begint bij het Clark Adam tér, aan de Boeda-zijde van de Kettingbrug. Hier begint ook de kilometertelling voor alle van Boedapest uitgaande hoofdverkeerswegen. Bij het kleine standbeeld op een symbolische kilometersteen staat de inscriptie: 0 Km.
- de Szent Anna-Templom (Sint-Annakerk)
De Sint-Annakerk (Szent Anna-templom) is een barokke kerk aan het Batthyányplein. De bouw van de kerk begon in 1740; in 1761 was de kerk klaar. De buitenkant wordt overheerst door twee fraaie torens. De façade is versierd met beelden, met in het midden de Heilige Anna met de Maagd Maria gemaakt door Károly Bebo en schilderingen van de Weense schilder Franz Wagenschön. De ovale koepel is binnen voorzien van fresco’s van een onbekende Hongaarse schilder, alsmede een aantal van schilders van deze tijd. Enkele zuilen omgeven het barokke hoofdaltaar.
- de Battyány tér (Batthyányplein)
Het Batthyánytér (plein) is het middelpunt van de ‘Waterstad’. Vroeger werd er markt gehouden, nu is het eindstation van de 'kleine trein' of de voorstadtrein (HÉV) die van Szentendre naar Boedapest loopt.
- de Citadel van Boeda
De Citadel van Boeda is een vesting op de Gellértberg die vrijwel het gehele bergplateau inneemt. De citadel staat aan de andere kant van de berg waar het beeld van de heilige Gellért staat. Het bergplateau is 235 meter hoog.
PEST: Bezienswaardigheden
- het Parlementsgebouw:
Het Huis van Afgevaardigden houdt in het Hongaarse parlementsgebouw (Országház) regelmatig zitting. Staatshoofden en andere prominenten worden hier door de Hongaarse president en ministers ontvangen.
Het gebouw beheerst het gedeelte van de Korso tussen de Kettingbrug (Lánc-hid) en de Margitbrug. Het staat symbool voor Boedapest maar zeker voor Hongarije. Het is in 1885 ontworpen en was in 1902 voltooid. Het behoorde tot de fraaiste monumenten van de wereld. De lengte is 268 m, de grootste breedte is 118 m en de koepel 96 m hoog. Het Parlement beslaat 17.745 m2. In de beide zijvleugels van het in gotische stijl opgetrokken bouwwerk zijn de zittingszalen ondergebracht. Aan de zijde van de Donau bevinden zich lees-, gezelschaps- en eetzalen. Het parlements-bibliotheek bevat 400.000 boeken. Op de zuilen onder de koepel staan de beeltenissen van de 3 vorsten uit het Huis Habsburg, 9 Hongaarse koningen en 4 Zevenburgse (nu Roemenië) vorsten. De koepel is door twee grote en 20 kleine torens omgeven. Op de randen staan tussen gotische tinnen en zuilen 242 historische standbeelden. Er zijn in het gebouw 29 trappenhuizen en circa 115 zalen in ondergebracht, terwijl 10 tuinen de sfeer nog verhogen. Voor de versieringen van de trappenleuningen, trappen en zalen heeft men meer dan 40 kg goud toegepast. De zalen zijn versierd met fresco’s en beelden van kunstenaars uit de 19de eeuw.
Aan de noordzijde van het parlementsgebouw staat het standbeeld van Mihály Károly, de eerste president, die in 1918 deze functie vervulde. De brede monumentale trappen die naar de ingang voeren, worden geflankeerd door bronzen leeuwen. Op het plein staan verschillende standbeelden. In de omgeving van het Parlementsgebouw staan voorts vele regeringsgebouwen. In 1989 wapperden nog voor het parlementsgebouw de rode communistische vlaggen en was op de koepelspits een grote rode ster te zien, die 's avonds verlicht was. Het jaar daarop was dit alles verdwenen, net als het communistische regime in Hongarije.
- de Andrássyboulevard (Andrássy út)
De Andrássyboulevard is de voornaamste boulevard in Boedapest. De weg verbindt het Elisabethplein (Erzsébet tér) met het Heldenplein (Hősök tere), beide in het VIde district (Terézváros), dat tot Pest behoort. Hij heeft een lengte van 3,3 km en werd tussen 1871 en 1876 aangelegd. Samen met de millennium-metrolijn die er direct onder loopt, staat de Andrássyboulevard sinds 2002 op de Werelderfgoedlijst van Unesco.
- het Heldenplein (Hősök tere)
Het Heldenplein ligt aan het uiteinde van de Andrássyboulevard. Aan het Heldenplein liggen het Szépmüvészeti Muzéum en de Kunsthal. Achter het plein ligt het Városliget (Stadspark) met daarrond onder andere de Állatkert (Dierentuin) en het restaurant Gundel. In het park zelf liggen het Vervoersmuseum en de Vajdahunyadburcht.
Het Millennium-monument op dit plein werd gebouwd ter herdenking van het 1000 jarige bestaan van Hongarije. De bouw duurde van 1896 tot 1922. Het bestaat uit een zuilengalerij in een halve cirkel, met de standbeelden van de 7 Magyarenvorsten in het midden. In een halve kring daarrond staan de grote standbeelden van een aantal beroemde Hongaren. Het geheel wordt bekroond door een 45 meter hoge zuil met op de top de aartsengel Gabriël. Hier bevindt zich ook het monument ter ere van de gevallenen uit de Vrijheidsoorlog van 1848-49. Voor deze zuil is een ruiterstandbeeld van vorst Árpád opgericht, waarbij medestrijders hem omringen.
Midden op het imposante grote plein ligt het graftombe-monument van de grote Hongaarse premier Imre Nagy, held en martelaar voor de vrijheid. Hij werd in 1956 door de Russen vermoord, waarna zijn stoffelijk overschot op een verborgen plaats werd begraven. In juni 1989 werd zijn stoffelijk overschot teruggevonden in bossen in de beurt van Boedapest. Na de Hongaarse omwenteling werd zijn lijk bijgezet in de graftombe op het Heldenplein. Het grafmonument wordt bewaakt door legerwachtposten. Zij houden in geforceerde pas de wacht bij het graf.
o het Városliget (Stadspark)
Het Városliget ligt achter het Heldenplein en Szépmüvészeti Múzeum (Museum voor Beeldende Kunsten). Het is met ongeveer 1 km2 het grootste park van Pest. Het park, dat toen nog ver buiten de stadsgrenzen lag, werd aangelegd in het begin van de 19de eeuw. Ter herdenking van het duizendjarig bestaan van Hongarije (1896) werd het uitgebreid met o.a. de Vajdahunyadburcht en de Széchenyibaden. Het gebied werd een geliefd ontspanningsoord voor alle lagen van de bevolking. Rondom het stadspark staan namelijk het restaurant Gundel, de dierentuin, het Nagycirkusz (cirkus), het Vidámpark (pretpark) en 2 museums.
o de Vajdahunyadburcht
Het Slot Vajdahunyad ligt achter het Heldenplein op een eiland van de stadsvijver, aan de Pest-zijde. Het is een kopie van een slot dat in Zevenburgen staat. De architect heeft geprobeerd verschillende Hongaarse stijlen in één gebouw te verenigen. Ook rond het kasteel hebben de gebouwen een verschillende stijl. Romaans (kerk), gotisch, renaissance en barok (het slot). Het portaal van de kerk is een nabootsing van dat in Ják. Rond de koepel staan vele beelden. Tegenover de ingang van de kerk staat het bronzen beeld van Anonymus, een schrijver uit de 12de en 13de eeuw.
o het restaurant Gundel
Het Gundel restaurant is een van de duurste en beste restaurants van Boedapest. Het is elegant ingericht en heeft een uitstekende bediening. Bij mooi weer kan men ook in de fraaie tuin dineren. Het restaurant behoort tot de luxe-klasse en is voor Hongaarse begrippen duur, maar dat is nog altijd maar half zo duur als een gelijkwaardig Belgisch restaurant. 's Avonds speelt er een zigeunerensemble bij de gasten aan de tafels.
o het Vidámpark (Pretpark)
Het Vidám Park heeft tientallen vaste attracties die men ook op grote kermissen en West-Europese pretparken zoals Walibi of De Efteling aantreft. De attracties zijn niet bepaald modern, maar dat bederft de pret zeker niet.
o de Állatkert (Fővárosi Állat- és Növénykert)
De Hoofdstedelijke Dieren- en Plantentuin van Boedapest dateert uit 1866 en is de grootste en oudste van Hongarije. Tot de jaren '50 was het zelfs de enige dierentuin van het land.
- de Nagykörút (Grote Boulevard) met zijn winkels en hotels
Nagykörút (Hongaars voor: Grote Ringweg) is een grote ringweg die behoort tot één van de meest centrale en drukke delen van de stad. Het vormt een halve cirkel die twee bruggen over de donau met elkaar verbindt. De weg is 4,5 kilometer lang en 30 tot 40 meter breed. In het midden van de weg loopt een tramspoor.
- de Sint-Stefanuskasiliek (Szent István Bazilika)
De kerk werd na een bouwperiode van tientallen jaren in 1905 voltooid en is sindsdien de grootste van de stad. De kerk is gewijd aan de heilige koning Stefanus, wiens rechterhand als reliek in de basiliek wordt bewaard. De basiliek staat aan het Sint-Stefanusplein (Szent István tér).
De bouw van de kerk begon in 1851. Nadat de koepel in 1868 was ingestort, moest de bouw opnieuw beginnen. Van buiten oogt deze kerk zeer monumentaal, met de 96 meter hoge centrale koepel –hoogste van de stad- en twee naar het westen gerichte 80 meter hoge torens. Aan beide zijden van het hoge portaal, dat de vorm van een triomfboog heeft, staan figuren van kerkvaders. Het interieur doet niet onder voor de buitenkant. Alle bekende Hongaarse schilders en beeldhouwers van rond de eeuwwisseling werkten mee aan de vervaardiging ervan.
- de gerestaureerde grote Markthal
De Grote Markthal (Nagycsarnok) ligt in Fővám tér in het 9e district. Het is de grootste overdekte markt van de stad en is daarmee ook een belangrijke toeristenattractie. De markthal herbergt 180 winkels die vooral levensmiddelen verkopen: groenten, fruit, vlees, kaas, vis etc. Verder is er foie gras te koop en worden er de bekende paprika, tokaji aszú en kaviaar verkocht. Vooral de paprika is er in vele soorten, kleuren en maten. Boven in de hal zijn vooral toeristenwinkels gevestigd, waar beschilderde eieren, T-shirts, foto-boeken en tafelkleden verkocht worden.
- de Theaterwijk
Nr 22 huisvest het voorname, classicistische gebouw van de Staatsopera. Voor dit gebouw vallen de beelden van de 16 bekende componisten op.
- vele badhuizen, waarvan sommige teruggaan tot de Turkse tijd en
- de beroemde koffiehuizen