Krakau (Pools: Kraków) is met 766.739 inwoners, na Warschau de grootste stad van Polen. De stad ligt aan de Wisla in het zuiden van Polen en is de hoofdstad van het woiwodschap Klein-Polen (Małopolska). Tot 1609 was het de hoofdstad van Polen.

Krakau is een van de belangrijkste cultuursteden van Midden-Europa. Het wordt daarom wel het "Florence van Polen" genoemd. Volgens velen één van de mooiste steden van Europa. De stad kwam als een van de weinige steden in Polen bovendien ongeschonden WOII door.

Het stadscentrum staat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Daarnaast geldt Krakau als een van de meest ongezonde steden van Polen vanwege de ernstige luchtverontreiniging.

 

Geschiedenis

Krakau ontstond rond een natuurlijke heuvel, de Wawel. De stad kwam tot ontwikkeling op een kruispunt van oude handelswegen: de Barnsteensroute van de Oostzee naar Rome en de route van Byzantium naar Neurenberg. Op de Wawel werd een burcht gebouwd, waar gedurende vijf eeuwen de Poolse koningen resideerden. Een van hen was Casimir de Grote, die in 1364 de nog steeds bestaande universiteit stichtte, na die van Praag de oudste in Midden-Europa.

Vóór de 13de eeuw kende Polen geen steden in de toenmalig moderne betekenis. Krakau was een marktplaats bij een vorstelijke residentie. Het verschijnsel van een zichzelf regerende stad met vrije stadsburgers, georganiseerd in gilden van handels- en ambachtslieden, paste niet in de Poolse feodale samenleving waarin alleen de adel een zekere vrijheid bezat en het volk zich in horigheid onder deze kaste moest schikken. De Poolse vorsten zagen echter in dat de primitieve economie van Polen alleen tot bloei zou kunnen komen als ondernemende burgers zich in vrijheid konden ontplooien. De weerstand om de horigen die vrijheid te geven was onder de adel zo groot dat besloten werd om belangrijke marktplaatsen wel tot stad te verheffen, maar voor die nieuwe steden het Poolse recht niet aan te passen. Daarentegen zouden ze volgens buitenlands stadsrecht ingericht moeten worden, recht waarop Polen dan geen beroep zouden kunnen doen, zodat zij zich niet aan het gezag van de adel zouden kunnen onttrekken door naar die steden uit te wijken.

De nieuwe steden waaronder Krakau werden voorlopig bevolkt met buitenlanders, in dit geval afkomstig uit het Duitse Rijk. In de 13de en 14de eeuw was de burgerij dan ook voornamelijk van Duitse afkomst. Pas in de loop der eeuwen verzwakte de tegenstand van de adel en werd ook aan stadsburgerrecht toegestaan aan Polen, die na verloop van tijd de overhand namen. Zo behoorde in Krakau de Mariakerk eerst aan de Duitstalige parochie en werd de St. Barbarakerk voor de Polen gesticht. De Duitse bestuurstaal van de stadsraad en de gilden werd in de 15de eeuw gaandeweg vervangen door de Poolse. In de 16de eeuw zou Krakau ook cultureel een Poolse stad worden. Het stedelijk patriciaat bleef nog wel tot dan Duits spreken, mede vanwege de onontbeerlijke handelsrelaties tot de steden in het Duitse Rijk.

Op de Wawel bevindt zich als onderdeel van de burcht ook de kathedraal.

Onder aan die heuvel bevindt zich de drakengrot. Het verhaal gaat dat daar in de Middeleeuwen een draak (Smok Wawelski) woonde die elke dag gevoerd werd met vee (schapen en varkens). Koning Krak beloofde dat diegene die de draak zou verslaan, met zijn dochter mocht trouwen. Een schoenmaker durfde het aan. Hij slachtte een schaap, vulde dat met zwavel en naaide het weer dicht. De draak at dit schaap, vloog in brand en sprong in de Wisła. Daar dronk hij zoveel dat het beest open barstte. Sindsdien is er alleen nog de grot met daarvoor een koperen beeld van een draak.

Krakau kwam bij de Derde Poolse Deling (1795) aan Oostenrijk, maar werd in 1809 door Napoleon veroverd. Het hertogdom werd na de val van Napoleon ontmanteld en op het Congres van Wenen aan Rusland en Pruisen toegekend. Aangezien men het over Krakau niet eens werd, verklaarde men deze stad en de omliggende gebieden tot vrije, onafhankelijke en strikt neutrale stad. Deze Republiek Krakau werd in 1846 door Oostenrijk geannexeerd. Na WOI werd de stad in 1919 weer Pools.

Tijdens WOII was Krakau de hoofdstad van het nazi-Duitse General-Gouvernement.

De Poolse bevolking en niet alleen de Joden, leed ontzettend erg onder WOII. Miljoenen mensen sneuvelden of werden afgevoerd naar de werkkampen.

 

Toeristisch Krakow

Krakow verovert jaarlijks veel harten met zijn Middeleeuwse binnenstad, de unieke oude Joodse wijk Kazimierz, sfeervolle cafés en tientallen festivals. Buiten de stad zijn het de voormalige concentratiekampen Auschwitz en Birkenau voor veel mensen een indrukwekkende dagtrip en komen mensen uit heel de wereld voor de prachtige Wieliczka zoutmijnen die zo’n 12 kilometer buiten Krakow liggen.

In het centrum van Krakow kun je je vergapen aan de pracht en praal van de ‘Koningsstad’ van Polen. Als een van de weinige Poolse steden is het centrum van Krakow de Tweede Wereldoorlog redelijk ongeschonden doorgekomen. Het staat vol met originele en imposante kerken en oude gebouwen in sfeervolle straatjes.

Het oude centrum is UNESCO Werelderfgoed en grotendeels autovrij. Dat betekent dat je als voetganger ongestoord de mooie straatjes kunt verkennen. Elke keer als je een nieuw straatje inslaat, kom je andere kerken, parkjes, monumenten, musea of cafés en restaurants tegen. Verdwalen kan bijna niet, door het overzichtelijke stratenplan. En hoe je ook loopt, uiteindelijk kom je altijd weer uit bij Planty. Dit park is een brede groenstrook op de plaats waar ooit de verdedigingsmuren de stad omringden. Nu staan daar hoge bomen, fonteinen en bankjes, en slenteren Krakowers op hun gemak een rondje om de oude stad heen.

Ook buiten de groene ring rond het oude centrum van Krakow is genoeg te beleven. In levendige straten zoals Krupnicza en Karmelicka vestigen zich nieuwe winkeltjes en restaurants. Oude fabriekspanden worden omgetoverd tot heerlijke, trendy horeca en bij het station kun je rustig een dagdeel overdekt shoppen bij de winkels van het moderne Galeria Krakowska.

Wawel is waar het ooit allemaal begon met Krakow. Volgens de legende kon er op de kleine heuvel een kasteel gebouwd worden nadat de draak die daar woonde, Smok Wawelski, was gedood. Ruim 1000 jaar geleden verrees er al een burcht op deze plek, waarna de stad Krakow op het lager gelegen land vorm begon te krijgen. Door de eeuwen heen groeide de burcht uit tot een kasteel, met kerken, woningen en verdedigingswerken. Het bouwwerk werd lange tijd bewoond door Poolse koningen, totdat Warschau de titel van hoofdstad overnam van Krakow. In het begin van de vorige eeuw is het kasteel opgeknapt en ingericht als museum.

Een bezoekje aan Wawel mag niet ontbreken als je in Krakow bent. Overdag kun je zelf de binnenplaats oplopen, waar je een mooie indruk kunt krijgen van de imposante bouwwerken. De kathedraal is ook gratis van binnen te bezichtigen en het is zeker aan te raden daar even naar binnen te lopen. Verder biedt de heuvel een prachtig uitzicht over de rivier. Wil je de kasteelkamers van binnen zien, dan boek je een van de tours.

Ondanks de korte loopafstand, was Kazimierz lange tijd een aparte stad naast Krakow. In de 15de eeuw werd Kazimierz een grote joodse gemeenschap rijker. Door een verordening van koning Jan Olbracht werd de joodse gemeenschap van Krakow verplaatst naar deze stad. Dat drukte zijn stempel op het leven in Kazimierz, en tot op de dag van vandaag staan er in de kleine wijk meer synagogen dan kerken. Een grote joodse gemeenschap is er echter niet meer. Tijdens WOII werden alle joodse bewoners van Kazimierz gedwongen te verhuizen naar het Getto aan de andere kant van de rivier. De kleine minderheid die het overleefde, keerde vaak niet terug naar Kazimierz.

Dat betekende dat Kazimierz in de decennia na de oorlog te maken had met grote leegstand en verval. Maar met de komst van kunstenaars en creatievelingen in de buurt, kwam ook het normale leven weer op gang. Inmiddels is Kazimierz een bruisende wijk met talloze oergezellige kroegjes, binnentuinen, restaurants en boetiekjes. Het middelpunt is ‘het nieuwe plein’, Plac Nowy. Het plein wordt volledig omringd door cafés en in het ronde gebouw in het midden gaat Poolse streetfood in grote getale over de toonbank. Alchemia is een must see met zijn donkere interieur en kaarsen. Mleczarnia is een romantischere versie van Alchemia en dankzij de tuin een fijne plek in de zomer. Populair onder de vele Krakause studenten is Pijalnia Wódki I Piwa aan hetzelfde Plac Nowy. Je herkent het aan de prijzen op het raam – alle hapjes en drankjes kosten hier 4 of 8 zloty. Natuurlijk proef je een wodkaatje, en wie nog trek heeft gaat voor de bijbehorende Poolse borrelhapjes. Geen bitterballen of zoute pinda’s. In Polen krijg je haring in olie, witte worst of zuurkoolstoofpot. Smakelijk!

Inmiddels komt ook het joodse leven langzaam weer terug in Krakow. Sinds 1988 is Kazimierz elk jaar het toneel van het Joods Cultureel Festival, het grootste in zijn soort. Daarnaast kun je in de wijk synagoges van binnen zien en in verschillende musea ervaren hoe het joodse leven voor de oorlog was. In de straat ul. Szeroka (Brede straat) zitten verschillende gezellige, ‘traditionele’ joodse restaurants, vaak met sfeervolle live klezmer muziek. Dat weinig van deze restaurants ook echt door joodse mensen wordt gerund, doet niets af aan de onweerstaanbare sfeer van Kazimierz.

In Kazimierz is de straat Szeroka op warme dagen een levendig pleintje vol terrasjes en muziek. Naast de oude synagoge vind je hier verschillende restaurants die het Joodse verleden van de buurt nieuw leven in blazen. De restaurants zijn lang niet zo oud (en veelal ook lang niet zo Joods) als ze doen vermoeden. Maar het is een leuke en sfeervolle manier om traditionele joodse smaken te proeven in een vooroorlogs interieur. In veel restaurants is -zeker in de weekenden- live Klezmer muziek te horen.  ‘Dawno temu na Kazimierzu’ o.a. is een knus en sfeervol restaurant. Het naastgelegen Hamsa is een uitstekend trendy restaurant om hedendaagse Israëlische gerechten of mezzes te proeven.

Een bezoekje aan Podgórze is zeker de moeite waard en je hoeft er enkel even de rivier van Krakow voor over te steken. Voor veel mensen is de reden voor een bezoek aan deze buurt de droevige geschiedenis. Hier bouwden de nazi’s namelijk een Getto waar ze joodse inwoners van Krakow dwongen om onder erbarmelijke omstandigheden te leven en te werken. Er zijn flink wat monumenten en hier en daar is nog een overblijfsel te zien van deze verschrikkelijke tijd.

Ook de oorspronkelijke fabriek van Oskar Schindler, bekend uit de Stephen Spielberg-film ‘Schindlers List’, is nog te bezichtigen en is nu een indrukwekkend museum over de bezetting van Krakow. Een bezoek is een aanrader voor iedereen die meer wil leren over het leven in Krakau tijdens de Nazi-bezetting van 1939-1945. In de voormalige fabriek loop je door een mooie tentoonstelling waarin beeld, geluid en gevoel centraal staan. Het museum richt zich meer op de onderdrukking van Krakau in het algemeen, maar er zijn ook twee kamers die over het werk van Schindler en de fabriek zelf gaan.

Podgórze is meer dan alleen de ellende uit de geschiedenis. Het biedt een rijke historie die veel verder gaat dan de Tweede Wereldoorlog. Het glooiende landschap en de prachtige parken zijn mooi om doorheen te wandelen. Sinds er in 2007 een loopbrug over de rivier vanuit Kazimierz is gemaakt, weten meer en meer mensen de buurt te vinden. Dat betekent dat er in rap tempo nieuwe winkels en horeca geopend worden. Oude fabriekspanden worden langzaamaan vervangen voor nieuwe appartementen, startups vestigen zich in leegstaande gebouwen. De paden zijn nog een stuk minder platgetreden dan in Kazimierz en het oude centrum, wat betekent dat er genoeg zelf te ontdekken valt.

Ver weg van het centrum van Krakow ligt de wijk Nowa Huta. Krakowers zien het bijna als een aparte stad en je moet er een goed halfuur voor in de tram zitten. Toch is Nowa Huta een must-see als je geïnteresseerd bent in het recente verleden van Polen en het voormalig Oostblok. De complete wijk is namelijk uit de grond gestampt als communistische ideaalwijk. Grote gebouwen voor de arbeiders, brede lanen voor militaire parades en pleinen waar vroeger standbeelden van de trotse leiders stonden. Iedereen werkte in de gigantische staalfabriek, die tegelijkertijd met deze Krakowse wijk werd gebouwd.

Inmiddels is Nowa Huta vooral een rustige woonwijk, maar de communistische gedachte achter de hele wijk is nog overal zichtbaar. In twee kleine musea kun je er meer over leren, maar het beste bezoek je Nowa Huta met een gids om alle bijzondere details te zien en te horen.

 

Buiten de stad

Krakow is een compacte stad waardoor de leukste wijken, los van Nowa Huta, prima met de voet te bereiken zijn. Twee dagtrips BUITEN DE STAD zijn bijzonder populair en eigenlijk ook een must see als je niet zoveel tijd (over) hebt.

 

Auschwitz (Oświęcim) en Birkenau (Brzezinka)

Auschwitz was een concentratiekampcomplex dat tijdens WOII door nazi-Duitsland rondom de Poolse stad Oświęcim (Duits: Auschwitz) in het geannexeerde deel van Polen werd opgezet. Auschwitz was het grootste van alle Duitse concentratiekampen en bestond aan het einde van de oorlog uit Auschwitz I (het basiskamp) ten zuidwesten van de stad, Auschwitz II-Birkenau (het vernietigingskamp) ten westen van de stad, Auschwitz III-Monowitz (een werkkamp ten oosten van de stad bij de IG Farben fabriek) en nog 47 (!!) subkampen.

Ongeveer 1,3 miljoen mensen werden naar Auschwitz gedeporteerd. Van hen zijn er ongeveer 1,1 miljoen om het leven gekomen, het grootste deel vergast.

De naam Auschwitz is symbolisch geworden voor de vernietigings- en concentratiekampen van de Duitse nationaalsocialisten (nazi's) die op vele plaatsen in Duits bezet Europa werden gebouwd tijdens WOII. Miljoenen mensen, merendeels Joden, maar ook personen die tot andere etnische minderheden behoorden en politieke gevangenen zijn in dergelijke kampen om het leven gekomen.

Van 1940 tot en met begin 1942 was het Auschwitz-complex voornamelijk een concentratiekamp; gevangenen kwamen om het leven door de combinatie van uithongering, dwangarbeid, slecht schoeisel en kleding, en slechte hygiëne en medische verzorging. Vanaf het begin van 1942 tot oktober 1944 was de actieve massamoord op joden een even zo belangrijke functie van het complex.

Op 22 november 1943 werd Auschwitz formeel in drie kampen onderverdeeld: Auschwitz I, Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz. Deze onderverdeling werd onder andere uitgevoerd om de administratie van het volledige kamp-complex te vereenvoudigen. Elk van de drie kampen functioneerde op autonome wijze met zijn eigen specifieke taken.

Na de Duitse aanval op Polen in september 1939 kregen de Duitsers te maken met toenemende weerstand en verzet. Veel Poolse politieke tegenstanders werden opgepakt. Eind 1939 stelde SS-Gruppenführer Erich von dem Bach-Zelewski samen met de inspecteur van de Sicherheitspolizei (SiPo) Arpad Wigand voor aan Heinrich Himmler een concentratiekamp voor deze Poolse verzetsstrijders en criminelen uit Silezië te bouwen. Op 27 april 1940 gaf Reichsführer-SS Heinrich Himmler, na diverse verkennende terreininspecties, de opdracht om nabij het dorp Auschwitz -in het zuiden van Polen- een concentratiekamp te bouwen. Hiervoor werd een ommuurde Poolse legerkazerne met stenen barakken omgebouwd.

Het grondgebied dat voor de vestiging was uitgekozen lag aan de oostelijke zijde van de Moravische Poort, in een vlakte tussen de rivieren Sola en Wisła. Dit was een vochtig, drassig en ongezond gebied. Verkeerstechnisch bood deze plaats de nazi's veel voordelen omdat Auschwitz aan de spoorwegverbinding van Katowice met Krakau lag. De reeds bestaande Poolse legerkazernes in het dorpje Zasole vormden de eerste behuizing van het kampcomplex.Het gehele Sperrgebiet met werkkampen van Auschwitz besloeg uiteindelijk 40 km2.

In de plannen voor het concentratiekamp was ook het voorstel inbegrepen van IG Farben voor de bouw van fabriek voor de productie van synthetisch rubber, de zogenaamde Buna Werke. Aangezien Auschwitz over voldoende ruimte beschikte en in de omgeving voldoende water, kalk, zout, kolen en andere grondstoffen aanwezig waren, leek het concentratiekamp de nazi's een geschikte plaats voor de bouw van de fabriek. Bovendien kon IG Farben op deze wijze gebruikmaken van werkkrachten uit het concentratiekamp. Op 1 maart 1941 hadden een delegatie van IG Farben en Himmler een bespreking in Auschwitz en bezichtigden zij het kamp. Op 7 april datzelfde jaar nam in Katowice de bouw van de Bunafabriek een aanvang. Deze fabriek vormde samen met andere fabrieken van IG Farben het latere Auschwitz III-Monowitz.

Auschwitz I, ook wel het Stammlager (basiskamp) genoemd, was het eerste grote kamp dat werd opgezet. Het werd in 1940 officieel als gevangenenkamp opgeleverd en deed later dienst als het administratieve centrum van het gehele Auschwitz-complex. In Auschwitz I werden ongeveer 70000 mensen omgebracht, voornamelijk Poolse intellectuelen en Russische krijgsgevangenen. Op 5 mei 1940 werd Rudolf Höss aangesteld als kampcommandant. Het eerste gevangenentransport met dertig Duitse criminelen arriveerde op 20 mei 1940. Zij moesten samen met 300 Joden uit de stad Auschwitz het kamp opknappen. Vijftien SS'ers werden aangesteld als bewakers. Aanvankelijk werden in Auschwitz I 18 gebouwen als barakken gebruikt, waaronder een kampziekenhuis en een kampgevangenis. Buiten het kamp lagen twee gebouwen voor de kampstaf. Een oude munitiebunker werd omgebouwd tot crematorium om de overleden gevangenen te kunnen cremeren.

Op 14 juni 1940 kwam het eerste officiële gevangenentransport met ongeveer 720 Poolse politieke gevangenen uit Tarnów aan in Auschwitz I. Het totaal aantal gevangenen zou op 15 augustus door een transport politieke gevangenen uit Warschau oplopen tot 3200. In het eerste jaar werd het kamp gestaag uitgebreid. Heinrich Himmler gaf de opdracht om de capaciteit van Auschwitz I uit te breiden tot 30000. Tevens kreeg Höss de opdracht om bij het drie kilometer verderop gelegen Birkenau een nieuw en groter kamp te bouwen met de aanvankelijke bedoeling om daar nog eens 100.000 Russische krijgsgevangenen onder te brengen. In de eerste jaren zaten er gemiddeld tussen de dertien- en zestienduizend mensen. In 1942 nam de aanvoer van gevangenen flink toe en bereikte dit aantal de twintigduizend.

De eerste vergassingen van gevangenen uit Auschwitz vonden niet in het kamp zelf plaats, zij werden vervoerd naar gaskamers elders in Duitsland. Tot 1941 werden de meeste slachtoffers in Auschwitz I niet vergast, maar doodgeschoten. Bij afwezigheid van kampcommandant Höss bedacht waarnemer Karl Fritzsch het plan om met Zyklon B -het middel waar men de kleren mee desinfecteerde- te gebruiken als gas. Eind augustus of begin september besloot Fritzsch twee proeven te doen met Zyklon B in blok 11, de kampgevangenis op Russische krijgsgevangenen. Na de vergassingen in blok 11 werd het lijkenhuis van de tot crematorium verbouwde munitiebunker omgebouwd tot een gaskamer. In december 1941 vond hier de eerste grote vergassing plaats. De uitbreiding van Auschwitz I werd gecombineerd met de bouw van een nieuw en groter crematorium. Echter, deze werd uiteindelijk opgezet Auschwitz II-Birkenau. Crematorium I werd vervolgens omgebouwd tot een luchtafweerbunker voor de SS.

Net als in andere kampen werden in Auschwitz I ook medische experimenten op gevangenen uitgevoerd.

Nadat de uitbreiding van Auschwitz I en de nieuwe kampen Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz gebouwd waren, werd het belang van Auschwitz I kleiner. Het administratief hoofdkwartier bevond zich in het Stammlager, maar de nazi's legden steeds meer de nadruk op Auschwitz II-Birkenau. Auschwitz I werd nu vooral gebruikt om gevangenen onder te brengen die moesten werken in fabrieken in Auschwitz III-Monowitz of op andere plaatsen. Ook werd er vanaf juni 1943 op verzoek van Himmler in blok 24a van Auschwitz I een bordeel gevestigd, het Lagerbordell.

Van alle concentratiekampen heeft Auschwitz I de bekendste toegangspoort. Boven de ingang hangt heden ten dage nog steeds de spreuk Arbeit macht frei ("Arbeid maakt vrij"), die aan de buitenkant de indruk van een werkkamp moest wekken.

Net als in andere concentratie- en vernietigingskampen werd ook in Auschwitz muziek gemaakt door gevangenen. In december 1940 werd door de SS een orkest dat uit gevangenen bestond samengesteld. Auschwitz was hiermee het eerste kamp dat over een orkest beschikte. Auschwitz I en Auschwitz II hadden samen al zes verschillende orkesten, waarvan één zelfs 100 tot 120 leden telde.

De gevangenen die dagelijks het kamp verlieten om dwangarbeid te verrichten marcheerden op orkestmuziek door de poort. Terwijl het orkest aan hun linkerkant vrolijke muziek stond te spelen, werden aan de rechterkant de lichamen van vermoorde gevangenen opgestapeld als afschrikwekkend voorbeeld. In tegenstelling tot de indruk die de meeste films over Auschwitz geven, werden de meeste Joden in Auschwitz II-Birkenau gevangen gehouden. Zij gingen dus niet door deze poort. Er was ook sprake van zogenaamde begeleidingsmuziek; muziek tijdens de tocht naar de galg, bij het uitdelen van lijfstraffen of bij de weg naar de gaskamers. Op zondagen werd vaak opgetreden op de appelplaats of in de kampblokken. Er werd hier gespeeld voor zowel de kampleiding als voor de medegevangenen.

De leden van het orkest hadden het voordeel dat ze vrijwel altijd vrijgesteld waren van zwaar werk. Ze werden bovendien beter gehuisvest en kregen beter te eten dan de overige gevangenen. Men had door het maken van muziek dus aanzienlijk meer kans om te overleven. Echt goed hadden de leden van het orkest het echter niet: violiste Jetty Cantor was er na de bevrijding zo slecht aan toe dat zij maanden op krukken moest lopen.

Auschwitz II, ook wel Auschwitz-Birkenau genoemd, was het tweede van de drie grote kampen van Auschwitz. Auschwitz II was het vernietigingskamp, en het is dit kamp waaraan de meeste mensen denken bij het horen van de naam 'Auschwitz'. Het werd in 1942 officieel geopend. Het kamp bevindt zich in Birkenau, de Duitse naam voor het Poolse dorpje Brzezinka, ongeveer 3 kilometer van Auschwitz I en besloeg een grote oppervlakte van 175 hectare. Behalve Joden, Sinti en Roma werden ook veel andere burgers uit de toen bezette gebieden, waaronder zo'n 40000 Vlaamse arbeiders en bedienden die als werkweigeraars waren opgepakt, in Auschwitz II gevangen gehouden.

Het nieuwe kamp bij Auschwitz was aanvankelijk niet voor Joden, maar voor Russische krijgsgevangenen bedoeld. In de herfst van 1941 arriveerden 10000 Russische krijgsgevangenen om te beginnen met de bouw van het nieuwe kamp, Auschwitz-Birkenau. Het dorp Birkenau was in juli al ontruimd en deels afgebroken.

Tijdens de bouw van het nieuwe kamp werden ook gaskamers aangebracht. De Duitsers hadden sinds september 1941 al diverse keren in Auschwitz I geëxperimenteerd met Zyklon B. Toen werd al duidelijk dat Auschwitz I geen geschikte plaats was om een massamoord uit te voeren. Zyklon B was daarentegen, mits in de juiste hoeveelheid gebruikt, wel effectief. Twee leegstaande boerderijen werden omgebouwd tot gaskamers.

In 1942, na de voltooiing van de twee gaskamers, speelde Auschwitz een steeds belangrijkere rol bij het doden van de Joden in het kader van de Endlösung der Judenfrage. Auschwitz bleef in dat jaar echter nog ver achter bij de andere vernietigingskampen, zoals Treblinka en Bełżec. Vanaf de zomer van 1942 ging Auschwitz II een sleutelrol spelen in het doden van de Europese Joden. Door de aanleg van vier crematoria met gaskamers werd de capaciteit aanzienlijk vergroot.

De meeste mensen kwamen in Auschwitz-Birkenau aan per trein, vaak na een dagenlange reis in goederenwagons. In 1944 werd de spoorlijn tot in het kamp nabij de gaskamers doorgetrokken en werd het vernietigingsproces nog grootschaliger uitgevoerd.

 

Verbranden van lijken in open lucht

Auschwitz III, ook wel Auschwitz-Monowitz genoemd, was het laatste van de 3 grote kampen van Auschwitz. Officieel was Auschwitz III een subkamp, maar vanwege de grootte werd het ook wel als hoofdkamp gezien. Auschwitz III was het werkkamp, waar bedrijven als IG Farben en Krupp Stahl vestigingen hadden.

Hoewel Monowitz geen vernietigingskamp was, had het een opvallend hoog sterftecijfer. Van de bijna vierduizend gevangenen die eind 1942 in het kamp waren, leefden er in februari nog maar tweeduizend. Tot oktober 1944 werd ook in Auschwitz III-Monowitz aan selecties gedaan. Er werden 7295 dwangarbeiders wegens ziekte of verzwakking teruggestuurd naar het Stammlager, waar de meeste van hen omkwamen in de gaskamers. Er wordt aangenomen dat er 20000 tot 25000 gevangenen van Auschwitz III om het leven zijn gekomen.

Ondanks het gevaar dat het met zich meebracht, waren er verzetsgroepen in de kampen van Auschwitz. Het verzet had te kampen met extra grote moeilijkheden. Zo was er steeds verraad van niet-Joodse medegevangenen. Velen van hen hoopten op deze manier de dood te ontspringen en wilden niets riskeren. Vaak traden deze verraders op als handlangers van de SS en namen ze de voor het verzet belangrijke functies waar. Nieuwe leden werden meestal niet toegelaten tot het verzet. Hoe kleiner de groep, des te minder kans op verraad. Bovendien waren de meeste nieuwelingen te 'traag' vanwege de nieuwe situatie waarin ze terechtgekomen waren. De Russische krijgsgevangenen waren gedecimeerd tot een kleine groep, waarvan dus ook al weinig steun uit kon gaan. De groep politieke gevangenen in het kamp had te kampen met politieke tegenstellingen en nationaliteit, hetgeen achterdocht ten opzichte van elkaar in de hand werkte. Naast deze factoren was het voor het verzet lastig om te communiceren met de andere kampen, doordat de kampen enkele kilometers van elkaar verwijderd lagen. Hierdoor was in wezen elk kamp op zichzelf aangewezen.

De taak die het verzet zich moest stellen voor verschillende kampen was bovendien niet gelijk. Voor Auschwitz II, waar de vergassingen plaatsvonden, was het doel het ontregelen van het uitroeiingsapparaat door zo veel mogelijk onderdelen te vernietigen. Het verzet in dit vernietigingskamp kon maar door één bepaalde groep met succes worden uitgevoerd: het Sonderkommando. Het verzet in Auschwitz I en Auschwitz III was er vooral op gericht om bij nadering van het front te voorkomen dat de SS'ers de gevangenen zouden liquideren.

Terwijl de SS een groot deel van de gevangenen vanuit Auschwitz naar andere kampen leidde, was men druk bezig om de laatste stappen te zetten om de bewijsmaterialen van de misdaden te vernietigen. Op 20 januari 1945 werden de crematoria II en III opgeblazen. Deze twee crematoria waren al in een eerder stadium onklaar gemaakt. Op 23 januari werd Kanada II, het opslagcomplex voor van de gevangenen gestolen goederen vernietigd.[29] Crematorium V werd op 26 januari opgeblazen.

De bijna negenduizend gevangenen die nog in Auschwitz aanwezig waren, bevonden zich in uitermate slechte omstandigheden. De meesten waren ziek of uitgeput en hadden bovendien een tekort aan voedsel en nauwelijks beschutting tegen de kou. De SS had de intentie om alle nog overgebleven gevangenen te elimineren, maar had daarvoor te weinig tijd. Ongeveer zevenhonderd gevangenen werden vermoord door de SS, alvorens de Sovjettroepen arriveerden. Het overgrote deel van de SS'ers verliet het kamp op 20 en 21 januari. Er bleven enkele kleine eenheden achter in het kamp om de gevangenen in bedwang te houden en te elimineren. Troepen van de Wehrmacht passeerden het kamp en plunderden de opslagplaatsen die nog niet leeg waren. Diverse gevangenen maakten van de verwarde situatie gebruik en ontsnapten uit het kamp.

Op 27 januari 1945 trokken de eerste troepen van het Rode Leger het kamp binnen. Ze vonden ongeveer 7500 uitgeputte en doodzieke gevangenen. De soldaten werden als bevrijders onthaald door de overgebleven gevangenen. Naast de vele duizenden uitgeputte en zieke achterblijvers vonden ze in de opslagplaatsen meer dan één miljoen tenues en kostuums, 7000 kilogram vrouwenhaar en duizenden schoenen. Bij de bevrijding van de stad en de diverse kampen van Auschwitz kwamen 230 Russische soldaten om het leven. Na de oorlog hielden de Russen en Polen nog tot midden 1948 vele duizenden voornamelijk Duitse en Ukrainse militairen, maar ook burgers gevangen in het stamlager, en het merendeel hiervan is afgevoerd naar de Goelag.

Medische eenheden van het Rode Leger gaven in Auschwitz eerste hulp. Er werden twee veldhospitalen ingericht. Veel Poolse gevangenen uit de stad en de omgeving van Auschwitz, maar ook uit andere delen van het land, kwamen eveneens hulp bieden. De meesten van hen behoorden tot het Poolse Rode Kruis. Begin februari richtte het Poolse Rode Kruis het kampziekenhuis op. Meer dan 4500 ex-gevangenen uit meer dan twintig landen werden geholpen in dit ziekenhuis of in de veldhospitalen van het Rode Leger. De meesten van hen waren bedlegerig. Onder de gevangenen waren meer dan vierhonderd kinderen.

Honderden vuile, bedlegerige patiënten werden van hun bed gehaald en naar schone ruimtes gebracht. De ex-gevangenen kregen een aangepaste hoeveelheid eten, die langzaam werd opgevoerd tot een normale hoeveelheid. Enkele weken na de bevrijding waren er nog altijd patiënten die het brood onder hun matras verstopten, in de veronderstelling dat het elke dag afgelopen kon zijn met de maaltijden. Ex-gevangenen die in relatief goede conditie waren, verlieten direct na de bevrijding het kamp. De meeste patiënten in het ziekenhuis verlieten deze plaats na drie à vier maanden. Het grootste deel van de kinderen verliet Auschwitz in groepen in februari en maart 1945. De meesten gingen naar kindertehuizen of andere instanties. Slechts enkelen werden met hun ouders herenigd.

Toen het Rode leger eind 1944 oprukte, werd de omvangrijke administratie door de Duitsers in Auschwitz verbrand en de schattingen over het werkelijk aantal slachtoffers loopt sterk uiteen. Zo komt der Spiegel journalist Fritjof Meyer in zijn studie uit op een aantal van 510.000 en J.C Pressac komt in zijn monumentale en zeer uitgebreide studie uit 1993 uit op een aantal van tussen de 630.000 en 710.000 omgebrachte mensen tot vijf miljoen. Rudolf Höss liet in de rechtbank weten dat Adolf Eichmann hem had verteld dat er 2,5 miljoen mensen waren vergast en er een half miljoen mensen op natuurlijke wijze om het leven was gekomen. Later liet hij weten dat dit aantal overdreven was en dat ook Auschwitz een limiet had.

Veel onderzoekers onderschrijven de schattingen uit 1994 van de Poolse historicus Franciszek Piper. Volgens zijn schattingen werden ongeveer 1,3 miljoen mensen naar Auschwitz gedeporteerd, onder wie circa 1,1 miljoen Joden, 140000 Polen, 23000 zigeuners, 15000 Russische krijgsgevangenen en ruim 25000 slachtoffers van andere etniciteiten. Van de 1,3 miljoen gedeporteerden overleefden ongeveer 1,1 miljoen Auschwitz niet. Onder de slachtoffers bevonden zich ongeveer 1 miljoen Joden, 70000 Polen, 21000 zigeuners, vrijwel alle Russische krijgsgevangenen en ruim 10000 slachtoffers van andere etniciteiten.

Het aantal overlevenden van Auschwitz wordt geschat op 200000. Hierbij zijn gevangenen die vanuit Auschwitz naar andere kampen gedeporteerd werden wel meegerekend, ook als die in of op weg naar die kampen om het leven kwamen.

De namen van slachtoffers zijn vaak bekend, doordat die door de Duitsers werden bijgehouden.

 

Een andere populaire excursie van ongeveer een halve dag zijn de zoutmijnen in Wieliczka. Deze liggen zo’n 12 kilometer buiten Krakow. Al sinds de Middeleeuwen wordt hier naar zout gegraven wat een onwaarschijnlijk groot ondergronds gangenstelsel oplevert. Je daalt ruim 100 meter af onder de grond, waar je grotten, meren en mijnwerkers ziet. Hoogtepunt van de tour is de gigantische kathedraal die volledig uit zout gemaakt is, en waar nog altijd af en toe diensten in worden gegeven. De zoutmijnen van Krakow zijn alleen met een gids te bezoeken.

 

Tradities

Naast het verhaal van de draak onder aan de Wawel zijn er meer verhalen en traditionele gebruiken.

Hejnał. Elk uur speelt vanaf de hoogste toren van de Mariakerk (Kosciół Mariacki) een trompetblazer een melodie die plotseling afgebroken wordt. De 'hejnał' was het signaal om de stadspoorten te openen of te sluiten en werd elke ochtend en avond gespeeld. De legende gaat dat in de Middeleeuwen een torenwachter vanaf de noordelijke toren van de kerk de Tataren zag komen. Hij wilde zijn stadsgenoten waarschuwen en speelde op zijn trompet. Zijn trompetspel werd plotseling afgebroken omdat hij geraakt werd door een pijl. Desondanks konden dankzij zijn oplettendheid de stadspoorten net op tijd worden gesloten en de Tartaarse aanval worden afgewend. Sinds de 19de eeuw wordt deze afgebroken 'hejnał' als herinnering aan deze gebeurtenis elk uur gespeeld. Sinds 1927 speelt de Poolse radio deze melodie dagelijks om 12 uur 's middags.

 

Lajkonik. Elk jaar op de eerste donderdag na Sacramentsdag (tweede donderdag na Pinksteren) komt de 'Lajkonik' in de stad. De held van het feest rijdt, verkleed als Tataar, op een houten paard de stad in. Hij wordt begeleid door muziek. Sommige mannen dragen die dag een traditioneel kostuum van Krakau. De processie begint bij het klooster in Zwierzyniec en eindigt twee tot drie uur later voor de markthal op de 'Rynek'.

 

Kerststallen of Szopka's van Krakau. Elk jaar, begin december, wedijveren vele families in Krakau met elkaar met hun zelfgebouwde kerststal of 'szopka'. Die kerststallen worden uitgestald bij de Kosciół Mariacki. In de kerststallen verwerken ze vele elementen van gebouwen uit Krakau. Vaak zijn de torens van de Mariakerk te herkennen of de gouden koepel van de kathedraal op de Wawel. En de drakengrot is er ook vaak in te zien. Na de jurering worden de mooiste kerststallen in het historisch museum uitgestald.

 

Religie

Krakau is sinds duizend jaar een bisdom en sinds 1925 de zetel van een rooms-katholieke aartsbisschop. De stad is van oudsher een katholiek bolwerk. De eens omvangrijke joodse bevolking is in WOII vrijwel geheel uitgeroeid.

Paus Johannes Paulus II, geboren in Wadowice op 5 km van Krakow, als Karol Józef Wojtyła (18 mei 1920 – Vaticaanstad, 2 april 2005), was een Pools priester die aartsbisschop en kardinaal werd en uiteindelijk op 16 oktober 1978 verkozen tot 264de paus van de Rooms-Katholieke Kerk. Hij was de opvolger van de plotseling en na een bijzonder kort pontificaat (33 dagen) overleden Johannes Paulus I. In zijn hoedanigheid van paus was hij tevens soeverein staatshoofd van Vaticaanstad, alsook bisschop van Rome.

Hij was de eerste Poolse paus en de eerste niet-Italiaan sinds de uit de Nederlanden afkomstige Adrianus VI (1522-1523). Op 1 mei 2011 werd hij door zijn opvolger, paus Benedictus XVI, zalig verklaard. Op 27 april 2014 werd hij door paus Franciscus heilig verklaard. De Kerk gedenkt hem op 22 oktober, de dag waarop hij in 1978 als paus werd geïntroniseerd.

Tijdens onze fietstrip naar Rome (1998) mochten wij op audiëntie bij paus Johannes Paulus II. Hij sprak toen de voor ons ‘profetische’ woorden: “Heren, wielertoeristen uit Hoelshout, België, God zegen Oe.” Enkelen pinkten, duidelijk geëmotioneerd door deze woorden maar ook door de zwaarte van de trip, een traan weg…

 

Krakau
Krakau (Pools: Kraków) is met 766.739 inwoners, na Warschau de grootste stad van Polen. De stad ligt aan de Wisla in het zuiden van Polen en is de hoofdstad van het woiwodschap Klein-Polen (Małopolska). Tot 1609 was het de hoofdstad van Polen.

Krakau is een van de belangrijkste cultuursteden van Midden-Europa. Het wordt daarom wel het "Florence van Polen" genoemd. Volgens velen één van de mooiste steden van Europa. De stad kwam als een van de weinige steden in Polen bovendien ongeschonden WOII door.
Het stadscentrum staat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Daarnaast geldt Krakau als een van de meest ongezonde steden van Polen vanwege de ernstige luchtverontreiniging.

 

Geschiedenis
Krakau ontstond rond een natuurlijke heuvel, de Wawel. De stad kwam tot ontwikkeling op een kruispunt van oude handelswegen: de Barnsteensroute van de Oostzee naar Rome en de route van Byzantium naar Neurenberg. Op de Wawel werd een burcht gebouwd, waar gedurende vijf eeuwen de Poolse koningen resideerden. Een van hen was Casimir de Grote, die in 1364 de nog steeds bestaande universiteit stichtte, na die van Praag de oudste in Midden-Europa.

Vóór de 13de eeuw kende Polen geen steden in de toenmalig moderne betekenis. Krakau was een marktplaats bij een vorstelijke residentie. Het verschijnsel van een zichzelf regerende stad met vrije stadsburgers, georganiseerd in gilden van handels- en ambachtslieden, paste niet in de Poolse feodale samenleving waarin alleen de adel een zekere vrijheid bezat en het volk zich in horigheid onder deze kaste moest schikken. De Poolse vorsten zagen echter in dat de primitieve economie van Polen alleen tot bloei zou kunnen komen als ondernemende burgers zich in vrijheid konden ontplooien. De weerstand om de horigen die vrijheid te geven was onder de adel zo groot dat besloten werd om belangrijke marktplaatsen wel tot stad te verheffen, maar voor die nieuwe steden het Poolse recht niet aan te passen. Daarentegen zouden ze volgens buitenlands stadsrecht ingericht moeten worden, recht waarop Polen dan geen beroep zouden kunnen doen, zodat zij zich niet aan het gezag van de adel zouden kunnen onttrekken door naar die steden uit te wijken.

De nieuwe steden waaronder Krakau werden voorlopig bevolkt met buitenlanders, in dit geval afkomstig uit het Duitse Rijk. In de 13de en 14de eeuw was de burgerij dan ook voornamelijk van Duitse afkomst. Pas in de loop der eeuwen verzwakte de tegenstand van de adel en werd ook aan stadsburgerrecht toegestaan aan Polen, die na verloop van tijd de overhand namen. Zo behoorde in Krakau de Mariakerk eerst aan de Duitstalige parochie en werd de St. Barbarakerk voor de Polen gesticht. De Duitse bestuurstaal van de stadsraad en de gilden werd in de 15de eeuw gaandeweg vervangen door de Poolse. In de 16de eeuw zou Krakau ook cultureel een Poolse stad worden. Het stedelijk patriciaat bleef nog wel tot dan Duits spreken, mede vanwege de onontbeerlijke handelsrelaties tot de steden in het Duitse Rijk.

Op de Wawel bevindt zich als onderdeel van de burcht ook de kathedraal.
Onder aan die heuvel bevindt zich de drakengrot. Het verhaal gaat dat daar in de Middeleeuwen een draak (Smok Wawelski) woonde die elke dag gevoerd werd met vee (schapen en varkens). Koning Krak beloofde dat diegene die de draak zou verslaan, met zijn dochter mocht trouwen. Een schoenmaker durfde het aan. Hij slachtte een schaap, vulde dat met zwavel en naaide het weer dicht. De draak at dit schaap, vloog in brand en sprong in de Wisła. Daar dronk hij zoveel dat het beest open barstte. Sindsdien is er alleen nog de grot met daarvoor een koperen beeld van een draak.

Krakau kwam bij de Derde Poolse Deling (1795) aan Oostenrijk, maar werd in 1809 door Napoleon veroverd. Het hertogdom werd na de val van Napoleon ontmanteld en op het Congres van Wenen aan Rusland en Pruisen toegekend. Aangezien men het over Krakau niet eens werd, verklaarde men deze stad en de omliggende gebieden tot vrije, onafhankelijke en strikt neutrale stad. Deze Republiek Krakau werd in 1846 door Oostenrijk geannexeerd. Na WOI werd de stad in 1919 weer Pools.
Tijdens WOII was Krakau de hoofdstad van het nazi-Duitse General-Gouvernement.
De Poolse bevolking en niet alleen de Joden, leed ontzettend erg onder WOII. Miljoenen mensen sneuvelden of werden afgevoerd naar de werkkampen.