Geen ritverslag : zie morgen Rit 8

 

HEUMATOP - Immo VAN DEN VONDER

 Woiwodschap Opole: de naam komt overeen met die van de grootste stad, Opole, tevens provinciehoofdstad.
Woiwodschap Opole telt 993.036 inwoners (eind 2016). Daarmee is het de kleinste woiwodschap qua inwoners en de enige woiwodschap met minder dan één miljoen inwoners. De woiwodschap werd in zijn huidige vorm op 1 januari 1999 opgericht uit het oude woiwodschap Opole en delen van het woiwodschap Częstochowa. Het voormalige woiwodschap Opole werd in 1950 geschapen uit het woiwodschap Katowice; in 1975 werd de omvang van het grondgebied aangepast. Ondanks de verdrijving van Duitsers na WO II, bestaat in de woiwodschap Opole een grote Duitstalige minderheid, alsook een „Silezische” minderheid.

Nadolice Wielkie: Na 18 km - Nog 149 km
Hier bevindt zich een Duits soldatenkerkhof. Het werd pas in 2002 ingewijd. Er rusten circa 18000 soldaten en Duitse krijgsgevangenen.

Laskowice: Na 28 km - Nog 139 km
Laskowice telt amper 980 inwoners. Het belangrijkste gebouw is de houten kerk.

Woiwodschap Silezië is een woiwodschap in het zuiden van Polen, aan de Tsjechische en Slowaakse grens met hoofdstad Katowice.
Silezië is een historische regio in Midden-Europa die zich uitstrekt aan weerszijden van de midden- en bovenloop van de Oder. Ze is te verdelen in Neder-Silezië (Woiwodschap Neder-Silezië) met de hoofdstad Wrocław, en Opper-Silezië, dat rijk is aan delfstoffen en waarin een van de grootste industriegebieden van Europa ligt. Het gebied wisselde in de loop der eeuwen verschillende malen van staatkundig gezag. Het behoorde vanaf 900 afwisselend tot Bohemen (Tsjechië) en Polen, maar kwam onder toenemende invloed van het Heilige Roomse Rijk. Eerst onder gezag van het koninkrijk Bohemen, en nadien kwam Silezië, Bohemen en Oostenrijk in 1526 onder dezelfde Habsburgse vorsten, die sindsdien tegelijk ook keizer van het Duitse Rijk waren.
In 1742 veroverde Pruisen Silezië grotendeels, een klein deel bleef Oostenrijks. Sindsdien was Silezië een provincie van het Koninkrijk Pruisen, en na de Duitse staatkundige eenwording in 1870 tegelijk een gebied binnen het Duitse keizerrijk. Sinds 1945 behoort de regio, na 700 jaar staatkundig tot het Duitse Rijk te hebben behoord, tot het huidige Polen. Delen zijn bij Tsjechië en Duitsland gebleven: het vroegere Oostenrijks-Silezië bij Tsjechië, de Niederschlesischer Oberlausitzkreis en zo'n 15% van de vroegere Provincie Silezië bij Duitsland en maakt tegenwoordig grotendeels onderdeel uit van de deelstaat Saksen. Daartegenover is een Saksisch gebied in 1945 bij het Pools geworden Silezië gevoegd omdat het oostelijk van de Oder ligt.

Rogalice: Na 49 km - Nog 118 km
Rogalice is de eerste plaats die we doorfietsen in de ‘provincie’ Opolski. De gemeente telt amper 350 inwoners.

Popielow: Na 72 km - Nog 95 km

Fietsten we vandaag slechts door pittoreske, kleine gemeenten dan is Popielow hierop een kleine uitzondering. Het telt ruim 8500 inwoners.
Sinds 30 september 2014 is de gemeente officieel tweetalig Pools/Duits en kreeg het dorp Popielów als tweede naam opnieuw de oude Duitse plaatsnaam Poppelau terug.
Zoals alle gemeentes behoorde Popielow tot 1945 toe aan Duitsland.

Dobrowa: Na 80 km - Nog 87 km

Opole: Na 95 km - Nog 72 km
Opole was al vroeg een centrum van de Westslavische stam van de Opolanen en werd als zodanig in 845 voor het eerst genoemd.Rond 990 slaagde de eerste Poolse koning Mieszko erin het gebied onder zijn gezag te brengen. De Mongeleninvasie van 1241 verwoestte de stad en zij moest opnieuw gesticht worden. Silezië en dus ook het hertogdom Oppeln werden deel van het Duitse Rijk toen de Silezische Piasten besloten de Duitse keizer, tegelijk ook koning van Bohemen als hun leenheer te erkennen.
In 1532 kwam het hertogdom onder de Habsburgers die toen keizers van het Duitse Rijk waren. Een brand verwoestte de stad grotendeels in 1679.

In 1742 annexeerde Pruisen Silezië en Oppeln werd nu een Pruisische ambtenaren- en garnizoensstad, de hoofdstad van de provincie Opper-Silezië. De stagnatie sinds de 16de eeuw bleef nog meer dan een eeuw voortbestaan totdat zich in het oosten van deze provincie de mijnbouw en de daarop gebaseerde verwerkende industrieën zich ontwikkelden. Oppeln zelf lag buiten het industriegebied maar na 1860 vestigden zich in de stad fabrieken als toeleveranciers en werd in de Oder een haven aangelegd.

In 1919 deed het nieuw opgerichte Polen aanspraak op Opper-Silezië en vanwege de weerstand van een groot deel van de bevolking leidde dat tot een burgeroorlog. Polen stelde dat Poolsprekenden met hun woongebied bij Polen hoorden maar meer dan de helft van de Poolstaligen, dat wil zeggen tweetaligen, was Duitsgezind en de Geallieerden besloten daarom een volksstemming te laten beslissen. In Oppeln stemde bijna 95% van de bevolking, hoewel zij voor 20% tweetalig, dus Poolstalig was, voor opneming in het staatsverband van de nieuwe Duitse republiek en ook in de wijde omgeving was een meerderheid daarvoor. Dit westelijke deel van Opper-Silezië werd daarom bij Duitsland gelaten. Na de nazistische machtsovername werd het Pools stap voor stap verboden, het laatst in de kerk. De grote Joodse gemeente werd ontmanteld, en Joodse winkels gesloten en de synagogen verwoest. De Joodse burgers verdwenen, eerst door emigratie maar al snel ook door deportatie naar het regionale getto van waaruit de laatsten van de 8000 bewoners in 1941 naar de vernietigingskampen gedeporteerd werden. Weinigen kwamen daaruit terug.

Bij de nadering van de Sovjetlegers vluchtten de meeste burgers naar dorpen in de omgeving of naar het nabijgelegen Breslau (na 1945 Wroclaw). Toen Oppeln op 15 maart 1945 na haar verwoesting werd ingenomen, woonden er nog maar 170 mensen. Het burgerlijke bestuur kwam nu in handen van Poolse ambtenaren en milities die nieuwe Poolse bewoners hierheen dirigeerden. De industriële installaties werden ontmanteld en naar de Sovjet-Unie overgebracht. Achterblijvende Duitstaligen uit stad en omgeving werden in het concentratiekamp Lambsdorf opgesloten in afwachting van hun uitwijzing later dat jaar. Velen overleefden dat niet. Tweetaligen kregen de gelegenheid om zich aan te melden voor het Poolse staatsburgerschap. Daarvoor moesten zij zich laten examineren, wat mogelijk ook een straf kon betekenen voor collaboratie met de nazi's. De meesten besloten zich aan te melden als Pool hoewel een aanzienlijk deel van hun zich toch als Duitser liet uitwijzen. Sindsdien werd alles wat aan het Duitse verleden herinnerde systematisch verwijderd en vernietigd. Opole kreeg een nieuw –nationaal Pools– verleden waarin het Duitse verleden werd afgedaan als een 'vreemde bezetting'. De kinderen van de tweetaligen, die vaak alleen nog Duits spraken, kregen een speciale en strenge Poolse heropvoeding. En de Duitse taal werd in het openbaar en in het onderwijs verboden. Dat gold tot 1990. Daarna kregen de tweetaligen in de omgeving, in gemeenten waar zij meer dan 20% telden, weer het recht om Duits te gebruiken en als ‘Duitse minderheid’ eigen verenigingen op te richten. De stad Opole werd het centrum van die minderheid, hoewel ze in de stad zelf een kleine minderheid vormt en voornamelijk in de omringende dorpen leeft. Na de oorlog werd op grote schaal nieuwe industrie ontwikkeld en breidde het onderwijs zich uit met een universiteit als bekroning in 1994.

Toeristisch heeft Opole vele troeven, voornamelijk rond het centrale marktplein (Rynek). Zo zijn er het massieve raadhuis, en de Franciscanenkerk. Verder huisvest de stad nog de Mariakerk, de Heilig Kruiskathedraal. Het plein van Sint-Sebastiaan met bomen en uit de grond spuitende fonteinen vormt het nieuwe middelpunt van de stad.
Walidrogi: Na 104 km - Nog 63 km
Walidrogi (Duits: Schulenburg) werd gesticht in 1773 na de eerste Silezische oorlog (1740-42). Zoals zovele gemeentes uit de buurt, behoorde het voor WO II tot Duitsland. Het plaatsje is officeel tweetalig: Pools en Duits.

Strzelce Opolski: Na 128 km - Nog 39 km
Strzelce Opolski (17900 inw) is één van de grootste plaatsen met een Duitse minderheid in Polen. Het is gelegen aan de treinverbinding Gliwice-Opole.
Tijdens WO II was hier een concentratiekamp. De Nazi’s stuurden hun gevangenen naar dit werkkamp. De meesten stierven van honger en uitputting.

Pyskowice: Na 155 km - Nog 12 km
Tijdens Wo II was Pyskowice, toen gekend als Peiskretcham, één van de vele plaatsen waar Canadese en Britse oorlogsgevangenen naar een werkkamp gingen. Er waren meer dan 600 gevangenen. In januari 1945, toen de Russische legers aan de poorten ‘klopten’, moesten de gevangenen westwaarts (richting Duitsland) marcheren; gekend als ‘de dodenmars’. Velen stierven van ontbering. In april/mei werden de weinige overlevenden gered door Amerikaanse troepen.

Gliwice: Na 167 km - Nog 0 km
In 1276 wordt ‘civitas Gliwiz’ voor het eerst genoemd. In het proces van voordurende opdeling en ook weer samenvoeging van de vorstendommen in dit deel van Silezië wordt de stad in 1337 de residentie van een hertog. In 1526 werden de Habsburgers koning van Bohemen en als gevolg daarvan ook de leenheren over Silezië. De stad bleef in al deze wederwaardigheden economisch van een marginale betekenis en moest de dorpen die haar toebehoorden verkopen of verpanden. Aan het einde van de 18de eeuw woonden er nog geen 2000 mensen. De vindplaatsen van ijzererts leidden tot de bouw van de eerste hoogovens aan het begin van de 19de eeuw. Aanleg naar de Oder van het Klodnitzkanaal, en in 1845 de eerste spoorweg naar Breslau (nu Wrocław) sloten het gebied aan op overig Pruisen. Pas na 1868 vond een grootschalige uitbouw van de industrie plaats met fabrieken die de delfstoffen ter plaatse verwerkten. De stad groeide nu in zeer snel tempo door de toestroom van vele duizenden arbeiders.

Na WO I eiste het nieuw opgerichte Polen geheel Opper-Silezië op. Toen de geallieerden na 2 jaren van gewelddadige onrust in Opper-Silezië een volksstemming organiseerden, gaf bijna 79% van de bevolking te kennen bij Duitsland te willen blijven. De bevolking was tussen 1870 en 1920 van 13000 tot 40000 gegroeid, met de omgeving meegerekend 70000. Na de machtsovername door de nationaalsocialisten in 1933 werd het gebruik van de Poolse taal stap voor stap in het openbare leven teruggedrongen. Op 31 augustus 1939 pleegden Gestapo-beambten, als Poolse partizanen verkleed, een overval op het plaatselijke radiostation (Operatie Himmler, Duitse SD-commandotroepen). Hitler riep deze daad uit tot ‘oorlogsverklaring’ en een reden om Polen binnen te vallen, waarmee WO II een feit was.
In 1944 werden bij Gleiwitz vier dependance-kampen van Auschwitz ingericht voor productiewerk. Eind januari 45 daarop kwam het Sovjetleger de stad binnen en werden een aantal gebouwen in brand gestoken en enkele duizenden bijeengedreven mannen standrechtelijk geëxecuteerd. De industrie werd ontzien met het oog op het belang van Polen dat kort daarop het openbare gezag ging uitoefenen.

De meerderheid van de bevolking was Duitstalig en werd geïnterneerd en later uitgewezen of naar de Sovjet-Unie gedeporteerd. De tweetaligen die mochten blijven, werd verboden nog langer de Duitse taal te gebruiken. Na de oorlog zouden nog velen de Duitse nationaliteit (opnieuw) aanvragen om te kunnen emigreren. Gliwice werd na de oorlog uitgebouwd tot de culturele hoofdstad van Opper-Silezië en haar inwonertal nam toe tot ruim 200.000.

Het marktplein (Rynek), omgeven door prachtige herenhuizen met trapgevels, is de centrale plaats van Gliwice. Hier is het Oude Raadhuis met de Neptunusfontein ervoor, de Allerheiligenkerk, het Piastenslot en het Stedelijk Museum. Ten zuiden van het centrum staat de neogotische Kathedraal. De Zwyciestwa-allee is de 2 km lange hoofdstraat omgeven door met erkers en torentjes versierde huizen.

 

Bier (Pools: PIWO) neemt in Polen een belangrijke plaats in. Met een jaarlijkse productie van meer dan 37 miljoen hectoliter bier staat Polen op de derde plaats in Europa. Het overgrote deel van het Poolse bier wordt in eigen land gedronken. Met een bierconsumptie van 95 liter per inwoner behaalt het land de zevende plaats op de wereldranglijst.

Polen kent een brouwgeschiedenis die teruggaat tot de middeleeuwen. De bierstijlen in het land zijn een weerspiegeling van de verschillende landen die in de loop van de geschiedenis bezit namen van het Pools grondgebied. De meeste bieren in Polen zijn blonde lagers, verder brouwen veel brouwerijen een eigen porter. Een uniek bier van Poolse origine is Grodziskie (Grätzer Bier), een bovengistend gerookt tarwebier.
Ondanks een roerig verleden bleef de brouwindustrie groeien tot het begin van de jaren 1920. Toen Polen een soevereine staat werd, nam deze groei wat af. Ten tijde van de Duitse invasie in 1939 waren er 137 actieve brouwerijen in Polen. Door de verwoestingen tijdens de oorlog bleef er nauwelijks nog een brouwerij over. In 1945 werden alle brouwerijen genationaliseerd, maar het duurde nog een tiental jaren vooraleer de brouwindustrie zich hersteld had. Na de val van het communisme werden de brouwerijen opnieuw privébedrijven. Sindsdien kwamen de belangrijkste bedrijven in handen van de grote brouwerijgroepen. De Deense brouwerijgroep Royal Unibrew kocht in 2005 de brouwerijgroep Brok-Strzelec S.A, die vervolgens in december verkocht werd aan de financieringsmaatschappij Van Pur S.A.. In december 2016 werden de Oost-Europese activiteiten van AB InBev (inmiddels gefuseerd met SABMiller) overgenomen door de Japanse Asahi Group Holdings voor een bedrag van 7,3 miljard euro, waaronder de merken als Tyskie, Lech (Polen), Pilsner Urquell (Tsjechië) en Dreher (Hongarije). De Poolse biermarkt wordt momenteel overheerst door drie grote brouwerijgroepen, Kompania Piwowarska (eigendom van Asahi Group Holdings), Grupa Żywiec S.A. (61% eigendom van Heineken) en Carlsberg Polska.

Hotel ROYAL, ul. Matejki 10, Gliwice 44-100
Tel. +48 32 4000000 - Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

Afstand : 166 km