Vandaag een rit voor de geschiedenisboeken. Na circa 30 km opeens enkele nadars op de weg die het verkeer omleiden. Gedaan met de GPS-track. Op dat ogenblik was de chauffeur met zijn bijzitter gezellig aan het genieten van hun eerste koffietje onderweg. Niet dat een koffietje drinken onderweg een dagelijks ritueel was. Begrijp me niet verkeerd. Neen, helaas neen. Het is dikwijls zoeken naar een bakker, zoeken naar een drankenwinkel, zoeken naar een beenhouwer dito kaasboer en tussendoor zorgen dat er genoeg ‘energievloeistof’ in de volgwagen is. Dus, nu hadden we effe tijd en een lekker bakje troost gaat er altijd in dan.
Opeens telefoon: “Johny, Johny, ge kunt hier nie verder. Ge moet de autostrade op en wij moeten linksaf, maar da zijn kleine banen en ge kunt hier nie meer door met de volgwagen. Da lukt nie.” Het begin van een calvarietocht zou later blijken.
We kieperden de koffie binnen, stoven de Kovera-volgwagen in en wijlle weg. Wij moesten inderdaad rechts aanhouden en de autoweg op. We keken links en rechts om misschien een glimp van onze bedevaarders op te vangen. Maar niks. Net nu het ging naar de klim van O Cebreiro, 1300 m hoog. We stopten met de volgwagen op een punt waar de fietsers mogelijk terug op het parcours zouden kunnen komen. Er werd druk over en weer getelefoneerd. Daar kregen wij te horen dat er nergens nog borden stonden van een omleiding, dat de weg steil om en neer ging, dat de groep uiteen gevallen was, dat ze enkele ploegmaten misten,.. Paniek alom en niemand die actie kon ondernemen. Toch kwam er na een tijdje een beetje positief nieuws toen bleek dat de enkelingen in een groep verzeilden en dat er 2 groepen waren. Alle fietsers waren gevonden. Ze fietsten in onherbergzaam gebied. Het ging tussen rotsen, tussen stenen op de weg en dat zonder noemenswaardige handwijzers. Natuurlijk lokte dat bij enkele zenuwachtigheid uit en waren de conversaties al een beetje bitsiger. Niemand wist waar hij of zij zat. Was het hier links, dan wel rechts.
Ondertussen stond de volgwagen op de top en werd er uitgekeken op de 3 toegangswegen die er waren. Via de wegenkaart werd er geprobeerd te weten waar de 2 groepen mogelijk waren. Mogelijk, want zeker was niemand.
Opeens hoorden we gepraat, en,… we verstonden wat ze vertelden. Het was de eerste groep. Stillekes fietsten ze richting volgwagen. Zij hielden halt maar durfden aanvankelijk niks zeggen. Ze keken angstig in het rond. Ze hadden ruim 2 uur ‘in the middle of nowhere’ gefietst. Ze waren angstig, maar waarom ?? Toen kwam er een schuchtere vraag: “Waar zijn de anderen ? Wij zijn ver achter, sorry daarvoor…” Hun angst maakte plaats voor een brede lach die uitgroeide tot een groepsknuffel en een loeiharde lach. “Hoe die zijn hier nog niet ? Wij zijn eerst ?” Haha. Inderdaad, de andere groep met de ‘beteren’ was nog niet in zicht. Zij waren nog ergens tussen de verschillende bergtoppen en andere geitenpaden met stijgingen tot 19 %..
De eettafel werd opgezet en de 1ste groep deed zich te goed aan alles en nog wat. Na ruim drie kwartier zagen we nog fietsers. Groep 2 !! De andere pallietertrappers, of waren het vandaag pallieterStappers, kwamen aan. Zij werden op gejuich maar ook met een onderdrukte lach verwelkomd. Ook zij waren hongerig en de uitdroging nabij. Iedereen terug in koers !!!
Het klassement volledig overhoop vandaag. Stonden er enkelen bij de start nog goed in het klassement dan maakten zij een ferme duik. De laatsten in het klassement waren eerst van het geitenpad. Zijn dat dan de klimgeiten???
Het resultaat van dit alles was dat we met de groep veel later arriveerden in Portomarin, dat het een langere rit werd en dat iedereen veel muuger was. Wegversperring en de geitepaden zorgden voor een rit van 140 km voor sommigen en 122 km voor anderen. De hoogtemeters varieerden tussen 1900 en 2300.
Alles werd bij aankomst doorgespoeld door enkele frisse Cervezas (Dos cervezas por favor !) en de rit was weer vergeten. Toch zowaar iets voor de geschiedenisboeken van WTC Pallietertrappers.
Seffens is ‘t eten. Hopelijk sterkt dat de innerlijke mens en worden de spieren bevoorraad.
Morgen Santiago en onzen trip zit er op.
14 dagen afzien maar iedereen nog opperbest.
Ponferrada - Portomarin
Donderdag 22 juli 2021 - 122 km
Wegkapiteins: Eddy Janssens – Erik Scheerens – Filip Siongers
Bijzitters: Julia Valgaeren – Edwin Vinck
Camponaraya
Na 6 km - nog 116 km
De stichting van de steden Campo en Naraya, gescheiden door de Naraya stroom, evenals de andere steden die deel uitmaken van de gemeente dateert uit de Middeleeuwen. Beide plaatsen werden toen verbonden door klooster van Sint-Julian van Samos.
Campo en Naraya waren toen al gekende plaatsen op de Camino de Santiago door de twee aanwezige ziekenhuizen voor pelgrims in de stad. Later werd het 1 gemeente met de naam Camponaraya (15de eeuw). Toen al kwam de gemeente onder de voogdij van de stad Léon.
Cacabelos
Na 12 km - nog 110 km
Even voor Cacabelos, gelegen midden in een groene streek met fruitbomen en bloemen en vooral bekend vanwege zijn wijnen, staat de kapel van de heilige pelgrim San Roque. Cacabelos dateert uit de Romeinse tijd en was van belang in de Jacobstraditie. De kerk Sta.Maria heeft enkele romaanse kenmerken. Net over de brug over de Rio Cúa staat rechts de kapel La Quinta Angustia, die reeds in 1199 wordt genoemd.
Als drank is de Orujo bekend, een pittig en sterk drankje, van druivenschillen gestookt tot een alcoholpercentage van minstens 40°. Orujo wordt puur gedronken of als onderdeel van een ritueel met magische Keltische elementen, de queimada. Een schaal met Orujo, koffiebonen, citrusvruchten en een sinaasappelschijf wordt aangestoken, waarbij de drank met een lepel wordt opgeschept en weer teruggegoten in de vlammen.
De Slag bij Cacabelos was een gewapende confrontatie van de Spaanse Onafhankelijkheidsoorlog die plaatsvond op 3 januari 1809 op de brug over de Rivier Cúa aan de rand van het dorp Cacabelos onder leiding van Sir John Moore. Hij staat bekend om de dood van de Franse generaal Auguste Francois-Marie de Colbert-Chabanais door het neerschieten van een sluipschutter.
Galicia
De autonome regio Galicia, in het uiterste noordwesten van Spanje, bestaat uit vier provincies: Lugo, La Coruña, Pontevedra en Orense. De provincies zijn genoemd naar hun hoofdsteden. Santiago de Compostela is de hoofdstad van de regio.
Door de invloed van de Oceaan behoort Galicië tot het groene Spanje. Het binnenland wordt door het grootste deel gevormd door het Macizo Galaico, het Galicisch Massief. De grootste hoogten komen voor in het zuidoosten, de provincie Orense. Het binnenland is op veel plaatsen bebost door eucalyptus, maar ook de inheemse den, eik en berk komen veel voor. De kust van Galicië is sterk geleed. Diepe inhammen, meestal door de zee overstroomde bergdalen, dringen door tot ver in het land. Vanuit deze inhammen met hun vele vissershavens wordt druk gevist in de baaien en kustwateren. De vangst bestaat uit een rijke variëteit van schelp- en schaaldieren, vis en inktvis.
De oogst van het land, o.a. maïs, aardappels en kool, worden opgeslagen in horréos, schuren op poten, die de landbouwproducten beschermen tegen vocht en ongedierte. De poten zijn in Galicië meestal van graniet -in Asturië van hout- en hun aantal kan verschillen. Kleine hórréos rusten op vier poten, grotere op zes tot twaalf of meer.
In Galicië leven veel paarden in het wild. Een keer per jaar worden ze bijeengedreven en een omheining in gejaagd. De veulens worden gebrandmerkt, grotere dieren voor het eerst bereden, manen geschoren. Dit gaat meestal gepaard met feestelijkheden.
Galicië heeft twee wijnstreken: Rias Baixas in de provincie Pontevedra en Valdeorras in Orense. Omdat het vochtige klimaat schimmel kan veroorzaken, verbouwt men de druiven in priëlen: de wijnranken worden over tussen palen gespannen draden geleid.
In de dorpen en steden van Galicië hebben veel huizen balkons die geheel beglaasd zijn. Het glas, in talloze ruiten verdeeld door witte lijsten, geeft de hoge huizen een glanzend aanzien. La Coruña, waar aan de boulevard langs de vissershaven talloze huizen met deze miradores staan, heet dan ook wel ciudad de cristal, stad van glas.
Galicië verschilt sterk van de andere delen van Spanje, vooral vanwege het Keltische karakter. De bevolking heeft een eigen cultuur. Hierin speelt de muziek van de doedelzak (gaita) een grote rol. Er wordt nog steeds Keltisch gesproken en geschreven en de plaatsnaamborden zijn vaak overkalkt. In de 6de eeuw v.C. vestigden Kelten zich hier en zij behielden hun eigen cultuur tijdens de overheersing van de Romeinen, de Germaanse Suaven, de Westgoten en de Moren. Later werd het land ingelijfd bij het koninkrijk Asturië.
Villafranca del Bierzo
Na 21 km - nog 101 km
Een steile straat daalt langs de 16de eeuwse burcht met versterkte hoektorens het middeleeuwse stadje in. Via het centrum en de Plaza Mayor komen we aan de San Nicolaskerk, een barok gebouw met een indrukwekkende gevel behorende aan het Jezuïetenklooster. Oostelijk van de Plaza op een hoogte ligt de kerk van San Francisco met een romaans portaal en latere gotische invloeden. Deze vroegere kloosterkerk werd begin 13de eeuw door Franciscus van Assisi gesticht.
Daar tegenover ligt de Santiagokerk uit 1186 (foto). Onder de ‘Poort van Vergeving’ was voor diegenen die niet verder konden gaan wegens zwakte of ziekte, dispensatie mogelijk van het laatste deel van de tocht. Hierdoor ontvingen zij toch dezelfde aflaten als in Santiago en dat was niet overbodig gezien de pelgrimsgraven ernaast.
Villafranca -oorspronkelijk Villa Francorum of Vico Francorum- is ontstaan rond het klooster en bijbehorende gasthuizen, dat hier in de 11de eeuw door de cluniacenzers was gesticht voor de verzorging van Franse pelgrims. Villafranca del Bierzo vormt een hoogtepunt op de route. De Codex Calixtinus (middeleeuws pelgrimsboek) noemt Villafranca als etappeplaats.
MAAR, Vanaf hier begint de 30 km lange klim naar Cebreiro, het laatste deel is pittig !!
Trabadelo
Na 29 km - nog 93 km
Door Trabadelo (en Pereje) volgen we de oude weg die al in gebruik was bij de Romeinen, de ridders van Karel de Grote en de vele pelgrims. In Pereje werd vanuit Cebreiro een hospital ingericht. De pelgrims konden hier in de winter wachten als de pas door sneeuw onbegaanbaar was. Bij het verlaten van Trabadelo zitten rechts holen in de bergwand: resten van de Romeinse Castillo de Auctares. Deze verdedigde het dal en bood bescherming aan reizigers.
Vega de Valcarce
Na 36 km - nog 86 km
Het middeleeuwse kasteel van Vega de Valcarce waakte vroeger over de doorgang over de pas naar Galicia.
Vanaf hier wordt de klim geleidelijk steiler en het dal opent zich met uitzicht op weiden en bosjes. In Ruitelán staat rechts de kapel van San Froilan die hier als kluizenaar leefde en die later bisschop van Lugo werd.
Puerto Pedrafita
Na 50 km - nog 72 km
Hier kan uitgerust worden in een van de drankgelegenheden. Opgelet echter: eens linksaf moeten we nog een klim van 4 km afwerken om de top te bereiken.
O Cebreiro
Na 54 km - nog 68 km
Het nietige dorpje plaatst de reiziger terug in de vroegere middeleeuwen. Het bestaat slechts uit een 20-tal huizen met een 10de eeuws kerkje. Cebreiro ligt op de hoogste bergrug tussen Leon en Galicia en biedt fraaie uitzichten over diepe, groene dalen. De mythische berg wordt vaak in verband gebracht als bewaarplaats van de verborgen Graal (=heilige beker) waarnaar ridders steeds op zoek waren, want het vinden ervan was hun hoogste ideaal.
Het gerestaureerde en gastvrije hostal naast het kerkje behoorde bij een klooster onder de regels van het Franse Cluny. Het pre-romaanse kerkje werd zorgvuldig intact gelaten in de stijl van de 9de en 10de eeuw. Binnen staat een prachtige genadebeeld van Santa Maria la Real uit de 12de eeuw met de miraculeuze kelk uit een legende, die ook het wapen van Galicia siert. Huizen en muurtjes zijn op Keltische wijze gebouwd. Opvallend is de vorm van de Pallozas, een ovaal verblijf met een bewerkt rieten dak, half in de grond gegraven. Deze bouwwijze bleek goed bestand tegen de gierende sneeuwstormen in de lange winters.
Alto do Cibreiro
De Alto do Cebreiro is ongeveer 1300 m hoog en ligt op de grens tussen de provincies Lugo en León en vormt een natuurlijke grensbarrière tussen Galicië en Castilië en León.
De klim naar de top van de Alto do Cebreiro is één van de belangrijkste punten van de Camino Francés. Het bestaat uit het stuk van ongeveer 8 km lang dat leidt van Las Herrerias, op een hoogte van ongeveer 675 meter, tot 1300 meter naar het dorp O Cebreiro, waar de Kerk van Santa Maria la Realstaat.
In de Middeleeuwen werd de klim naar de berg Cebreiro als zo veeleisend beschouwd dat sinds 1455 paus Callisto III toestemming verleende aan pelgrims, die niet langer in een lichamelijke conditie verkeerden om aan te komen in Santiago de Compostella, een tijd in Villafranca del Bierzo mochten blijven. Eens aangekomen konden ook zij genieten van de aflaten door door de deur van de basiliek te Santiago (de "Poort van Vergeving") te stappen.
Alto de Poio
Na 61 km - nog 61 km
De Alto do Poio is een pas op een hoogte van 1337 meter op de Weg van St. Jacob in de buurt van Padornelo. In Alto do Poio is een kapel gewijd aan de Maagd Maria en een restaurant voor pelgrims.
Triacastela
Na 75 km - nog 47 km
Triacastela dankt zijn naam aan de drie kastelen die hier ooit stonden, maar afgebroken zijn. Noormannen plunderden het plaatsje in 968 maar werden verslagen op Cebreiro pass en verdreven. Ze hebben waarschijnlijk alle drie de kastelen op dat moment vernietigd.
Triacastela was vroeger een bescheiden etappeplaats aan de Camino, met in de 9de eeuw een klooster. Er staat een interessante St.Jacobskerk met pelgrimscel met dikke houten tralies en inscripties op de muur. Niet iedere pelgrim hield zich kennelijk aan de regels.
Vanaf hier fietsen we door een bijzonder mooi gebied, langs smalle riviertjes, door veel bos met af en toe een helling.
Af en toe een helling, een bijzonder mooi gebied durven ze dan nog zeggen. Wat is daar nu schoon aan?
Samos
Na 85 km - nog 37 km
Samos ligt in een prachtig groene vallei die bijna geheel door het Monasterio San Julián de Samos wordt ingenomen. Door verschillende branden heeft het enorme gebouwencomplex met een indrukwek-kende barokgevel verschillende veranderingen ondergaan. Delen dateren uit de 11de en 12de eeuw, maar het werd reeds in de 6de eeuw gesticht. Aan een zijstraat rechts bevindt zich een bijzondere Arabische kapel uit de 9de eeuw, opgetrokken uit gestapelde leisteen.
Sarria
Na 96 km - nog 27 km
Sarria is de dichtstbevolkte stad op de Franse Weg in Galicië met 13.700 inwoners. Het is het hoofd van de regio en het meest populaire startpunt voor de Camino de Santiago; veel pelgrims kiezen voor Sarria omdat de afstand van dit punt naar Santiago hen in staat stelt om de nodige kilometers af te leggen om Compostella te bereiken. Koning Alfonso IX van León stierf in Sarria in 1230 tijdens het maken van een pelgrimstocht naar Santiago de Compostella.
Sarria's artistieke erfgoed wordt voornamelijk gekenmerkt door kerken, die essentieel zijn voor de Weg van St. Jacob. Dit omvat de vroeggotische, 13de eeuwse kerk Salvador, die is gelegen op Rúa Maior. Verder heeft de stad nog de enige toren die overblijft van de middeleeuwse vesting, het Fort van Sarria. Rond deze toren wordt drie keer per maand een markt gehouden om de traditionele producten van het gebied te verkopen. Uit het middeleeuwse verleden is het klooster van Madalena, gesticht aan het begin van de 13de eeuw als een pelgrims ziekenhuis door Italiaanse monniken van de Orde van de Gezegende Martelaren van Jezus. Het huidige gebouw dat een klein klooster en een kerk herbergt, is een mix van verschillende bouwstijlen, variërend van de 15de tot de 18de eeuw. Vandaag de dag is het ook een privéschool.
Portomarin
Na 122 km - nog 0 km
In 1962 werd de Miño ingedamd om het stuwmeer van Belesar te vormen. Zo werd de oorspronkelijke gemeente Portomarín (2500 inw) onder water gezet. Heel wat waardevolle historische gebouwen werden zorgvuldig afgebroken en werden in het naburige Monte do Cristo steen voor steen weer opgetrokken. Het bekendste voorbeeld is de romaanse kerk San Nicolás waarvan elke steen genummerd werd. Op veel stenen kan het nummer nog afgelezen worden. Als het waterniveau van het stuwmeer laag staat, kunnen overblijfselen van oude gebouwen nog gezien worden.
De versterkte kerk San Nicolás ziet eruit als een burcht. Ze werd in opdracht van de Orde van Malta gebouwd tussen het einde van de 12de eeuw. De kerk is een van de belangrijkste romaanse gebouwen van Galicië. Haar architectonische harmonie en haar hoge muren springen dadelijk in het oog. Ze heeft vier torens die een defensieve functie hebben. Het gebeeldhouwd portaal van de voorgevel vertoont bewerkte archivolten. Op de binnenste staan de 24 musicerende grijsaards van de Apocalyps afgebeeld. Met hun muziek verheerlijken ze God die in de mandorla van het timpaan in hun midden vertoeft. Boven het portaal bevindt zich een indrukwekkend roosvenster. Daarboven torenen de kantelen van de torens uit. Ook de twee andere portalen zijn romaans van factuur. Achteraan, boven de apsis, is er een tweede, kleiner roosvenster. Binnen vallen o.a. het tongewelf en mooi bewerkte kapitelen op.
De vierkante kerk van San Juan 12de eeuw -een soort burcht met transen; het westportaal toont het Laatste Oordeel, het zuidportaal de heilige Nicolas en het noordportaal de Verkondiging aan Maria), het romaanse kerkje van San Pedro (12de eeuw) daarachter, en de paleizen Casa del Conde (het gravenhuis uit de 16de eeuw) en Palacia de Berbetoros (17de eeuw) werden eveneens heropgebouwd.
Het schoolgebouw is ingericht als gemeen-telijke albergue.
Hôtel VISTALEGRE
C/ Compostela 29, 27170 Portomarin
Tel 00.34.982.545.076
email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.